Het dorp waar Béla Bartók op 25 maart 1881 geboren werd, ligt vandaag op Roemeens grondgebied. In het Hongaars heet het Nagy Szent Miklos. Zijn vader was er schooldirecteur, en naar verluidt een meer dan middelmatig liefhebber-musicus. Hij stierf echter reeds toen Béla amper acht was. Zijn moeder, Paula Voit, was eveneens onderwijzeres en zijn eerste pianolerares. Na de dood van vader Bartók verhuisde het gezin herhaaldelijk, tot ze zich in 1893, toen Béla naar het gymnasium moest, in Pressburg vestigden. Daar kreeg hij piano- en harmonieles bij Laszlo Erkel. Intussen had Bartók reeds in 1891 zijn eerste openbaar optreden als pianist-componist gevierd.
Na de middelbare studies is hij van 1899 tot 1903 ingeschreven in de Koninklijke Hongaarse Muziekacademie te Boedapest, en hij krijgt er pianoles van István Thomán en compositie bij Janos Koessler.
Aanvankelijk stond Bartók sterk onder invloed van Brahms, Liszt en Richard Strauss; maar toen hij kennis maakte met de verbasterde bewerkingen van de Hongaarse volksmuziek van deze heren, bekeerde hij zich tot de muziek van Debussy, Schönberg en Stravinsky.
In 1905 begint hij samen met Zoltán Kodály aan een verzameling volksmuziek uit de Donaulanden. Het is hoofdzakelijk aan hen te danken dat de volksliederenschat uit die landen tot de meest bestudeerde en best bewaarde van de wereld behoort, en dat de muziekopvoeding van de laatste decennia gretig kan putten uit deze voorraad. In 1913 reizen ze zelfs naar Noord-Afrika om er de Arabische boerenmuziek te bestuderen.
In 1907 wordt hij pianoleraar en in 1917 oogst hij zijn eerste succes als componist. Daardoor volgen van 1923 tot 1938 concertreizen doorheen heel Europa en Amerika. Hij wordt lid van de Hongaarse-Academie der Wetenschappen en moet zijn leraarsjob opgeven voor zijn concertreizen, studie van het volkslied en voor zijn werk als componist.
Omstreeks 1925 wordt zijn stijl eerder neo-classicistisch. In 1940 vestigt hij zich definitief in Amerika, waar de universiteit van Columbia hem het eredoctoraat in de muziek verleent. Ofschoon Bartók zich in de VS nooit heeft thuis gevoeld, werd hij er niet aan zijn lot overgelaten: de auteursvereniging ‘Ascap’ steunde hem financieel en Serge Koussevitzky bestelde het “Concerto voor orkest”. Hij bezweek in New York op 26 september 1945 aan leukemie.
Standbeeld: in Makó, Hongarije
Terloops: het Bela Bartok-archief in Boedapest werd samengesteld en gedurende 10 jaar beheerd door de Vlaming Denijs Dille.
Denijs Dille (Aarschot, 21 februari 1904[1] – Duffel, 1 april 2005[2]) was een Vlaams priester en kenner van Béla Bartók.
Dille studeerde theologie en filosofie aan het seminarie in Mechelen en was vervolgens van 1936 tot 1961 leraar Frans aan de Antwerpse Pius X Normaalschool.
In 1961 ging hij in Hongarije wonen en richtte hij in Boedapest het Bartók Archívum (Bartók-archief) op, hier bleef hij tot 1971 aan verbonden als directeur. Hij heeft de componist vanaf 1937 tot zijn dood in 1945 persoonlijk gekend. Hij schreef ruim 300 artikelen en 20 boeken over de componist. Voor wat betreft zijn muziekkennis, dat kreeg hij via privéstudie, maar was grotendeels autodidact. Een aantal werken: De hedendaagsche meesters der muziek (1936), Inleiding tot het vormbegrip bij Debussy (1939) en Béla Bartók (een overzicht van diens werken, 1947).
Dille stierf op 101-jarige leeftijd in het Hof van Arenberg te Duffel.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Denijs_Dille
Dank voor het delen van dit interessant weetje!