Over Vlaanderen, de Vlamingen en de politieke correcte grafdelvers—
Jan Verheyen
Is het u ook opgevallen hoeveel mensen de laatste weken zo trots waren? Trots om Belg te zijn. Het ging natuurlijk niet om een plotse uitbraak van diepgewortelde patriottistische gevoelens, een soort belgicistisch variant van het EboIa-virus, nee, het was een geval van massa-hysterie waar allicht menig aspirant-socioloog en psycholoog binnenkort op zal promoveren, massa-hysterie veroorzaakt door de prestaties van de Rode Duivels op het WK Voetbal in Brazilië. Daar heeft u vast en zeker iets over gelezen of gehoord, recentelijk. Ik zeg nu ‘de’ Rode Duivels maar eigenlijk moet het zijn ‘onze’ Rode Duivels. Het zijn ‘de’ Rode Duivels als ze, zoals de afgelopen twee decennia, met anderen in de middelmatigheid een sluimerend mediabestaan leiden.
Maar sinds de wonderlijke wedergeboorte onder Wilmots zijn het weer ‘onze’ Rode Duivels en zijn we er ‘trots’ op. Dat is massa-hysterie maar ook een vorm van collectivisme, een gevoel van verenigd zijn. Het succes van ‘onze’ Rode Duivels straalt af op ons allemaal en op de natie – België dus. En dat creëert een gevoel van nationale trots, chauvinisme, nog eens versterkt door het feit dat landen als België maar ook bv. Costa Rica, Algerije of Columbia, landen die zelden of nooit een item zijn op CNN tenzij bij uitzonderlijke rampspoed, voor één keer een positieve hoofdrol opeisen op het internationale toneel. Soms is de identificatie zelfs totaal: ‘we’ hebben goed gespeeld, hoor je dan zo’n met obesitas flirtende vijftiger roepen, terwijl hij in een te strak t-shirt in een polonaise slingert, een literblik Jupiler in de ene hand, een opblaasbare maar al lichtjes slap hangende drietand in de andere, het gezicht slordig rood/geel/zwart geverfd en met een Fellaini-pruik scheef op de kalende schedel. U kent vast het spreekwoord: succes heeft vele vaders, falen is een wees.
Al even voorspelbaar zijn de opiniestukken in kranten waarin het sportieve succes van de Rode Duivels en het feit dat een aantal van de spelers zowaar zinnen kan vormen in de beide landstalen onmiddellijk wordt gezien als een symbool van het ‘nieuwe’, frisse, moderne, speelse, veelkleurige België, een opgeluchte ‘yes, we can’, een ‘we zijn toch goed bezig’, een voluntaristische op-de-borst-klopperij. Ook daar bestaan termen voor, ik noem er een paar: projectie, wishful thinking, recuperatie. Het mag dan ook geenszins verbazen dat het regeringsvliegtuig overuren klopte om de doorgaans voetbalschuwe excellenties naar Brazilië te vliegen om zich daar te gaan wentelen in de volksgunst. Brood en spelen, nietwaar, en blijkt nu dat zelfs spelen alleen al volstaan.
Want ondertussen zwalpt dit land gezapig verder, tijdelijk verenigd door Koning Voetbal, maar in de realiteit nog altijd hopeloos verscheurd en in een diepe identiteitscrisis. De breuklijnen zijn legio: ze lopen tussen het noorden en het zuiden, tussen arm en rijk, tussen ondernemers en ambtenaren, en ook meer en meer tussen de zogenaamdehigh culture en de low culture. Het zijn vaak pijnlijke tegenstellingen, en met name in het culturele veld vaak onbegrijpelijke tegenstellingen, althans voor mij.
Het eerste luide, krachtige signaal kwam er op 21 januari 2011 in de nasleep van de verkiezingen van 2010 tijdens de lange, moeizame regeringsvorming. Het werd uitgezonden vanuit de KVS in Brussel, waar enige tientallen cultuurdragers het podium beklommen om daar onder de slogan ‘Niet in onze naam’ een hoogst onduidelijk discours te brengen. Ze claimden, en dat was wel slim, nadrukkelijk de begrippen ‘verdraagzaamheid’ en ‘solidariteit’, hier en daar struikelde zelfs iemand over het moeilijke woord ‘kosmopolitisch’, en insinueerden in één moeite door dat die begrippen haaks stonden op nationalisme, ergo ook op Vlaams-nationalisme en, waarom niet, nu we toch bezig zijn, Vlaams tout court.
De gemiddelde Vlaming is immers een naar volkse vulgariteit neigende, in te krappe trainingspakken geprangde, uit zijn neus vretende, angstvallig door de gordijnen van zijn lelijke fermette loerende kneuterige angsthaas – zoals we die ook geportretteerd zagen in bv. ‘Duts’ en ‘De Ronde’ en als typetje in nogal wat andere fictie -en humorprogramma’s. Het zijn interessante archetypes van hoe de intellectuele elite, onze eigen gauche caviar, de Vlaming ziet.
Ik herinner me dat dat die bonte avond in de KVS door de media werd gecoverd als een evenement van het grootste belang, en het dient gezegd : dat was een enorme opsteker voor de deelnemende artiesten. Het was tenslotte toch al een hele tijd geleden dat iets dat zich op een podium afspeelde enige maatschappelijke relevantie leek te hebben — de laatste keer was, als ik het goed heb, de opvoering van ‘De Stomme van Portici’ in de Munt op 25 augustus 1830.
Dat leidde onvermijdelijk tot hubris en een ware tsunami aan opiniestukken over de weerzinwekkende perversiteit van nationalisme, Vlaams-nationalisme en Vlaams, en hoe klein de stap wel is van vendelzwaaien naar uitroeiingskampen – ja, geen cliché werd geschuwd. Zelfs ik dacht toen : laten we dan toch maar zo snel mogelijk een regering vormen, want als ik nog één opiniestuk moet lezen van een theatermaker die meer opinies heeft dan dat er mensen in zijn zaal zitten, ga ik gillen.
En allemaal ook maar pleiten voor een compromis, want dat bleek in deze dus het hoogste goed te zijn. L’histoire se repète, wat dat betreft, want 2014 begint meer en meer op een slechte remake van 2011 te lijken. Raar, vind ik dat, want het grootste compliment dat je kunstenaars kunt geven is net dat ze eigenzinnig zijn, dat ze wars van toegevingen aan smaak, toegankelijkheid, commercie vooral ‘hun eigen ding doen’. Ik daag u uit één positieve recensie over een kunstwerk of een artiest te vinden waarin de woorden ‘eigenzinnig’ en/of ‘compromisloos’ niet voorkomen. En net die mensen trokken toen de straat op om van hun leiders te eisen wat ze zelf doorgaans met amper verholen minachting verfoeien : een compromis — begrijpe wie begrijpe kan. Eigenzinnigheid is dus in elk geval weer iets heel anders dan consequentie.
Maar het blijft fascinerend, dat absolute schrikbeeld voor het adjectief ‘Vlaams’ in de culturele sferen. Als zelfs pakweg Arno zich in interviews nadrukkelijk positioneert als belgicist en wel eens aanschuift voor een bouchée à la reine in Laken, mag je aannemen dat dezer dagen het zich outen als Vlaming – of daar gewoon al niet beschaamd voor zijn – het equivalent is van het uit de kast komen van Will Ferdy in de jaren stillekens. Overigens heeft het nog niet eens te maken met het al eerder beschreven begrip ‘trots’. Het volstaat om in Vlaanderen geboren te worden om Vlaming te zijn. Daar is, net als verjaren, geen verdienste aan. Het enige wat je moet doen om te verjaren is op de dag van je verjaardag ‘s ochtends levend wakker worden. Het is een feitelijkheid. Vanwaar dan toch die drang van onze culturele en artistieke intelligentsia om dat bij voorkeur te negeren of, iever nog, beschaamd te verloochenen. Ik vermoed, het is maar een theorie, dat het nog altijd voor een groot deel te maken heeft met het collectieve trauma dat links heeft opgelopen op Zwarte Zondag, en de vele Zwarte Zondagen daarna. Het begrip ‘Vlaams’, zelfs het op zich neutrale adjectief ‘VIaams’ was plots bezoedeld, gekaapt als het ware door uiterst rechts. En vanuit een bijna Pavloviaanse reflex – rechts is fout, dus Vlaams is fout – en uit angst om uit de politiek-correcte kerk te worden gebannen, RENDE onze elite in blinde paniek de andere kant uit alwaar zij zich – bien etonnées de se retrouver ensemble – aanschurkten tegen de monarchie. Waar in normale landen de artistieke wereld bijna per definitie kritisch staat tegenover kerk en staat, is ze hier verworden tot de schoothond van de meest anti-democratische instelling die er bestaat : het koningshuis, het laatste symbool van de erfelijke macht. Overigens vermoed ik dat het hier niet zozeer om een krachtig politiek statement gaat – de gemiddelde culturo is doorgaans alleen met politiek bezig als er een nieuwe subsidieronde aankomt – , dan wel een soort groepsgedrag waarvan het politieke gewicht niet hoger moet worden ingeschat dan de bereidheid opiniestukken en petities te ondertekenen waar de juiste namen al onderstaan, met andere woorden : als Tom Lanoye al heeft getekend. Het is in essentie zoals met sport of zoals met het stammengevoel in de oertijd : de meeste mensen willen nu eenmaal ergens deel van uitmaken, strength by numbers, het geborgen gevoel van tot een groep te behoren die hetzelfde denkt als jij, of eventueel zelfs voor jou denkt.
Ik heb dat met lede ogen zien gebeuren, omdat het volgens mij niet klopt : ik zie namelijk niet in waarom je niet Vlaams én verdraagzaam én solidair kan zijn én open naar de wereld, drie eigenschappen waarvan het alleenrecht nu arrogant wordt geclaimd door de leden van de politiek-correcte kerk. Aanmatigende onzin die ondertussen wel zo diep is doorgedrongen in het maatschappelijk discours dat het voor waarheid wordt aangenomen. Immers, als je iets maar lang genoeg en luid genoeg roept, en daarvoor ook een aantal welwillende media ter beschikking hebt, wordt het op den duur inderdaad ook voor waar aangenomen.
Welnu, ik wens dat hier te betwisten. De gemiddelde Vlaming is geen racist. De gemiddelde Vlaming heeft empathie en tekent petities en is zelfs bereid om op te stappen in een stille betoging als het perfect geïntegreerde vluchtelingengezin in zijn dorp waarvan de kinderen op de school van zijn kinderen zitten en de ouders deel zijn gaan uitmaken van het dorps -of wijkweefsel na drie jaar plots wordt uitgewezen. Maar de gemiddelde Vlaming verfoeit expliciet, georganiseerd profitariaat. En geef hem eens ongelijk.
De gemiddelde Vlaming is niet conservatief in de betekenis van bang en reactionair en ter plaatse trappelend. De gemiddelde Vlaming wil net vooruit, wil werken, de toekomst van hemzelf en de generaties na hem veilig stellen. Het lijken mij eerder zij die zich zo graag ‘progressief’ noemen die zich aanvleien tegen de inertie, die om de haverklap met verworven rechten schermen en desnoods het hele land lam leggen omdat ze godbetert hun verlofdagen niet gepland krijgen. Die wel heel hard roepen hoe progressief ze zijn maar in de praktijk keihard het egoïstische ‘après nous le déluge’ toepassen. En het is dat dat de gemiddelde Vlaming degouteert. En geef hem eens ongelijk.
En misschien is de gemiddelde Vlaming wel een beetje bang, ja. Bang omdat zijn toekomst en de toekomst van zijn kinderen dreigt gehypothekeerd te worden, letterlijk bijna, door een laf beleid. Daar is de gemiddelde Vlaming bang voor. En geef hem godverdomme eens ongelijk.
En we stonden erbij en we keken ernaar en we hebben het keer op keer laten gebeuren. We hebben toegestaan dat wanhopige mensen die op een foute partij stemden werden weggezet als verzuurde zeikerds, als mestkevers, terwijl de meesten gewoon een signaal uitstuurden, smeekten dat ook eens naar hen, naar hun noden zou worden geluisterd.
We hebben toegestaan dat dit absurde land zoveel regeringen creëerde dat het de facto onbestuurbaar is geworden. We hebben in Brussel iemand rondlopen die zichzelf, zonder er zelf bij in lachen uit te barsten, minister-president noemt. Er is een Brusselse minister van mobiliteit. Serieus. Er zijn steden van tien miljoen inwoners die bestuurd worden, en goéd bestuurd worden, door een burgemeester.
Brussel heeft een regering met een minister-president, een schepencollege met een burgemeester, en 19 gemeenten met nog een hele zwik gezagsdragers. Ze moeten daar het Congressenpaleis afhuren als moet worden vergaderd over langs welke kant van de weg de pmd-zak moet worden buitengezet.
KarI-Heinz Lambert, een sympathieke mens, daar niet van, en iemand die ik absoluut, zeker weten, de BARBECUE zou toevertrouwen bij de jaarlijkse benefiet voor de plaatselijke voetbalploeg, is jarenlang minister-president geweest van de Duitstalige deelregering, hij is nu opgevolgd door Oliver Paasch. Hij beschikt over een vice-minister president en twee ministers en legt verantwoording af aan 25 parlementsleden. De Duitstalige gemeenschap in dit land telt ongeveer 60 000 mensen. Met alle respect, maar dat is een dorp.
We hebben toegestaan dat we aan de absolute wereldtop staan qua files, en wat doen we ? We zuchten en we staan een halfuur vroeger op. We hebben toegestaan dat justitie een tandeloze tijger is geworden, dat het migratiebeleid decennialang een chaos is geweest waar we nog generaties lang de gevolgen van zullen dragen, dat ons sociale systeem waar we zo trots op zijn en waar we niet weinig aan bijdragen is uitgehold en geplunderd en dat wie daar iets aan wil doen wordt uitgescholden als harteloos en asociaal.
We hebben ook toegestaan dat onze ondernemers en ZELFSTANDIGEN met de nek worden aangekeken, gewantrouwd, beknot, dat het begrip ‘de brave hardwerkende Vlaming’ niet langer de eretitel is die het zou moeten zijn, iets dat respect en bewondering afdwingt, nee, het wordt geringschattend en spottend, smalend uitgesproken, het is net geen scheldwoord geworden.
We hebben toegestaan dat veel uitingen van Vlaamse cultuur worden beschimpt, gekleineerd, genegeerd of actief gesaboteerd, en of dat nu gebeurt door de smaakpolitie, de muziekmaffia, of welke andere zelfuitgeroepen groep poortbewakers ook, het is misplaatst en unfair, intellectueel oneerlijk en getuigt van een pover zelfbeeld.
Een andere interessante vaststelling is dat die jammere breuklijn zich cultureel vertaalt in een aanscherping van de veronderstelde tegenstellingen tussen de zogenaamde high culture en de low culture. Grof gesteld komt het erop neer dat wie zingt in het Engels en/of wel eens in een rokerige club in een voorstad van London performt, meer au sérieux zal worden genomen dan de kloefkapper die in het Vlaams optreedt. ‘I Iove you’ is geloofwaardiger dan ‘Ik zie u graag’, dat fenomeen. Idem voor theater waar je toch alleen maar kan vaststellen dat het repertoiretheater bijvoorbeeld op een paar decennia tijd moedwillig is uitgeroeid, en het alternatieve – wat, voor alle duidelijkheid, nodig is en zuurstof levert aan een creatieve sector – de norm is geworden.
Idem voor film, waar een PRIJS op een festival waarje voorheen nog nooit van had gehoord in appreciatie zwaarder weegt dan hoge bezoekcijfers in eigen land. Ik citeer in dit verband graag een Vlaamse filmmaker die in een radio-interview beleefd werd gevraagd of het niet teleurstellend was dat er ondanks al die prijzen zo weinig mensen naar de film waren komen kijken. Ze zei : “Dat kan me niet zoveel schelen. Al komen er maar duizend mensen kijken, zolang het maar de juiste mensen zijn”.
Sta me toe dit te illustreren met een persoonlijke anekdote die ik gretig koester : in het begin van deze toen nog met hoop en gretigheid ingezette nieuwe eeuw, het moet in 2001 geweest zijn of daaromtrent, werd ik door de lezers van het weekblad ‘Knack’ , onderafdeling ‘Knack Focus’, uitgeroepen tot Man van het Jaar in de categorie Cultuur. Het was het jaar van mijn film ‘Team Spirit’, met bijna 400 000 bezoekers een eclatant populair succes – de ‘juiste’ mensen waren, vrees ik, thuis gebleven – dus u kan zich wellicht de identiteitscrisis binnen de redactie van Knack Focus voorstellen. Bij de uitreiking werd ik in het laudatio op subtiele wijze geschoffeerd en het jaar daarna werd het reglement aangepast : om dit soort uitschuivers te vermijden zouden voortaan de lezers niet langer worden geraadpleegd. De verschillende redacties zouden voortaan zélf nomineren en uit die genomineerden ook zélf de laureaat kiezen. Democratie, de stem van het volk, allemaal goed en wel maar we moeten daar ook niet in overdrijven, nietwaar.
Er zijn nochtans, geachte luisteraars, geen verschillende soorten verdraagzaamheid. Je bent verdraagzaam, of je bent het niet. Je kan niet alleen verdraagzaam zijn voor wie tot de eigen club behoort, en de rest herleiden tot lompe karikaturen. Ik denk ook niet dat iemand tégen ‘solidariteit’ is, alleen lijkt het me stilaan toch wel duidelijk dat je dat begrip moet definiëren en vooral organiseren. Want als je dat niet doet, stuikt het mooie systeem dat die solidariteit moet garanderen, in elkaar. En kunnen we niet meer solidair zijn omdat we niets meer hébben om het nobele principe van solidariteit in concrete daden om te zetten.
En ik geloof ook dat Vlamingen evenveel recht hebben op het uiten van hun eigen cultuur als pakweg Denen, Ieren, Portugezen, Corsicanen of Basken. Ik vind dat vanzelfsprekend, en ik vind zelfs dat dat los staat van trots of chauvinisme of nationalisme. Het is simpelweg een deel van wie we zijn. Het is de geschiedenis waar we deel van uitmaken. Het is de taal die we spreken Ik ben dus Vlaams, verdraagzaam, solidair en open voor de wereld en ik hoop van u hetzelfde. Ik wens u nog een prettige Vlaamse feestdag toe en een geweldige zomer.