Richard Wagner – Symfonie in C majeur

klassische-musikDe Symfonie in C majeur, WWV 29, is de enige voltooide symfonie van Richard Wagner. Ze bestaat uit vier bewegingen :

  • I. Sostenuto e maestoso – Allegro con brio (475 bars ) I. sostenuto e Maestoso – Allegro con brio (475 bar )
  • II. II. Andante ma non troppo, un poco maestoso (208 bars) Andante ma non troppo, un poco maestoso (208 bar)
  • III. III. Allegro assai (447 bars) Allegro assai (447 bar)
  • IV. IV. Allegro molto e vivace. Allegro molto e vivace. (442 bars). (442 bar).

Het eerste deel is een sonatevorm beweging voorafgegaan door een langzame inleiding. Het tweede deel is in de toonsoort A mineur geschreven. Het derde deel is een scherzo en een trio. Het scherzo wordt gekenmerkt door een dynamisch ritme, terwijl het trio (un poco meno allegro) is voorzien van een contrasterende soepele melodische lijn. Het vierde deel is opgebouwd in dezelfde klassieke sonatevorm als de opening beweging maar Wagner versnelt het tempo (più allegro) halverwege.

Wagner schrijft in een brief aan een vriend dat hij de symfonie in zes weken componeerde in het begin van de zomer van 1832.  De samenstelling toont de invloed van de symfonieën van Beethoven (vooral nos. 3, 5 en 7) en ook van de late symfonieën van Mozart. De orkestratie is in de stijl van Weber .

Praag: Conservatorium

De symfonie werd voor het eerst uitgevoerd in het Praagse Conservatorium in november 1832 door Dionys Weber. Het werd voor de tweede keer uitgevoerd in het Leipzig Gewandhaus op 10 januari 1833.

De partituur leek daarna zoek geraakt nadat Wagner deze had voorgelegd aan Felix Mendelssohn in 1836, maar er werden onderdelen van de uitvoering teruggevonden in Dresden in 1877 in een koffer, die was achtergelaten door Wagner toen hij de stad uitvluchtte in 1849.

La Fenice, Venetië

Het werk werd opnieuw uitgevoerd op Kerstmis 1882, twee maanden voor de dood van Wagner, voor de verjaardag van Wagners vrouw Cosima in het La Fenice theater van Venetië. Het werd uitgevoerd door Wagner en door de componist Engelbert Humperdinck.  Wagner bracht nog een aantal wijzigingen aan vlak voor de uitvoering.

Johann Sebastian Bach – Suite nr. 1 in G BWV 1007

klassische-musikDe Zes suites voor onbegeleide cello zijn zes verwante en gelijkaardig gestructureerde instrumentele muziekstukken van de hand van de Duitse componist Johann Sebastian Bach. Zij worden gerekend tot de grootste werken ooit geschreven voor de cello.

Leipzig, Duitsland

Naar alle waarschijnlijkheid zijn ze geschreven in de periode 1717-1723, toen Bach diende als Kapellmeister voor de muziekminnende Leopold van Köthen. De stukken zouden aan het hof zijn uitgevoerd door Christian Ferdinand Abel, een muzikant die verscheidene instrumenten bespeelde, waaronder de viool, de viola de gamba en uiteraard de cello. De situatie aan het hof van Leopold van Anhalt-Köthen bood Bach een ideale kans om instrumentale, niet-functionele muziek te schrijven. Naast de zes cellosuites bracht deze periode ook andere grootse werken van Bach zoals de Brandenburgse Concerten en het Wohltemperierte Klavier.

Lees verder

Richard Strauss – Hoboconcert

klassische-musikOf hij er ooit aan gedacht had een hoboconcert te schrijven? Het was een Amerikaanse soldaat die na de Tweede Wereldoorlog de oude Strauss op het idee bracht een Mozartiaans gracieus concerto voor hobo te schrijven. Toepasselijk genoeg overheerst in dit melodieuze werk nostalgie naar een wereld die nooit meer terug zou komen.

Het Hoboconcert van Richard Strauss is een doorgecomponeerd vierdelig werk van circa 25 minuten uit 1945 voor hobo en klein orkest.

Richard Strauss estate Garmisch-Partenkirchen

Richard Strauss in de tuin van zijn huis in Garmisch-Partenkirchen. Meer foto’s bij http://www.germany.travel/en/towns-cities-culture/music-shows/gallery-richard-strauss.html

Het werk staat in de toonsoort D-majeur, en is opgedragen aan Strauss’ vriend Volkmar Andreae en het Tonhalle Orchester Zürich. Het verscheen in 1947 in druk bij Hawkes & Son te Londen.

Strauss kreeg de vraag een hoboconcert te componeren van de Amerikaanse militair en hoboïst John de Lancie, die als burger speelde in een Pittsburghs orkest, en die Strauss bij hem thuis had bezocht toen hij vlak na de Tweede Wereldoorlog in Duitsland was gelegerd. Strauss had op een vraag of hij al een hoboconcert had geschreven geantwoord, dat dat niet het geval was. Echter in de maanden na het bezoek van De Lancie begon Strauss aan het concert. De première vond plaats in Zurich op 26 februari 1946, met hoboïst Marcel Saillet als solist en het Tonhalle Orkest Zürich onder leiding van Volkmar Andreae.

Lees verder

Joseph Haydn – Symfonie nr. 104

klassische-musikDe Symfonie nr. 104 in D majeur is de laatste symfonie van Joseph Haydn, voltooid in 1795. Ze staat ook bekend onder de naam London. Het is de twaalfde en laatste uit zijn Londense symfonieënreeks, die hij componeerde naar aanleiding van twee bezoeken aan Londen. Het werk werd voor het eerst uitgevoerd op 4 mei 1795 in King’s Theatre in Londen.

Bezetting

  • 2 fluiten
  • 2 hobo’s
  • 2 klarinetten in A
  • 2 fagotten
  • 2 hoorns (in D en G)
  • 2 trompetten in D
  • Pauken
  • Strijkers
  • Geboortehuis in Rohrau van Haydn

Delen

Het werk bestaat uit vier delen:

  1. Adagio – Allegro
  2. Andante
  3. Menuetto :  Allegro
  4. Finale: Spirituoso

http://youtu.be/ffBK-EYjs90

Ludwig van Beethoven – Symfonie nr. 6

klassische-musikLudwig van Beethoven componeerde zijn Zesde Symfonie in F majeur “Pastorale” opus 68 gedurende de jaren 1802 tot 1808 in Wenen. Het is een van de niet al te talrijke voorbeelden in zijn oeuvre van programmamuziek; een pastorale. Typerend zijn gebruik van de toonsoort F-groot: van oudsher de toonsoort van de pastorale (Bach bijvoorbeeld).

Wat de Pastorale onderscheidt van alle andere symfonieën van Beethoven zijn de beschrijvingen die elk deel heeft. De symfonie bestaat uit vijf delen, waarvan de drie laatste in elkaar overgaan. Door de beschrijvingen ontstaat het beeld van een picknick die of een boerenfeestje dat door een onweer onderbroken wordt:

  1. Allegro ma non troppo (Ontwaken van vrolijke gevoelens bij aankomst op het land)
  2. Andante molto mosso (Scène bij de beek)
  3. Allegro (Vrolijk samenzijn van de landmensen)
  4. Allegro (Onweer en storm)
  5. Allegretto (Herderslied – vreugde en dankbare gevoelens na de storm)

Het meest programmatische deel is wel het ‘extra’ deel’: ‘Gewitter und Sturm‘. Beethoven kende uiteraard vergelijkbare passages in Haydns ‘Die Jahreszeiten’.

George Enescu – Roemeense Rapsodie

klassische-musikGeorge Enescu (Liveni, 19 augustus 1881 – Parijs, 4 mei 1955) was een Roemeens componist, violist, pianist, dirigent en docent. In Frankrijk, waar hij lange tijd verbleef, schreef hij zijn naam als Georges Enesco.

Hij groeide op op het landgoed van zijn ouders in Liveni. Al op vroege leeftijd bleek hij een buitengewoon talent voor muziek te bezitten, reden waarom zijn ouders besloten hem naar het conservatorium van Wenen te sturen om zich te bekwamen in het bespelen van de piano, de viool en de harmonieleer. Hij was leerling van Joseph Helmesberger, die in die tijd een van de befaamdste vioolleraren was. In Wenen leerde hij Johannes Brahms kennen, die veel bewondering voor het muziektalent van de jonge George had. Door veelvuldige bezoeken aan de Hofopera werd hij een fervent bewonderaar van de muziek van Richard Wagner.

In 1895 verhuisde hij naar Parijs, om zich verder te bekwamen in de compositie en studeerde hij dit bij vooraanstaande musici als Ambroise Thomas, Jules Massenet en Gabriel Fauré. Hij was een zeer getalenteerd musicus, vooral op de viool, en een veelgevraagd vioolleraar. Bekende leerlingen van hem waren onder anderen Yehudi Menuhin, Arthur Grumiaux, Ida Gaendel en Christian Ferras.

In 1921 werd hij aangezocht om, ter gelegenheid van de opening van het gebouw van de staatsopera in Boekarest, de Roemeense première van Wagners opera Lohengrin te dirigeren.

Zijn werken hebben vaak een Roemeens karakter. Met name zijn eerste Roemeense Rapsodie is heel beroemd geworden. Zijn opera Oedipe kan worden gezien als zijn grootste werk. Hij was een vruchtbaar componist van onder meer liederen, kamermuziek en pianomuziek.

Het symfonieorkest van Boekarest is naar Enescu vernoemd. In dezelfde stad is ook het Enescu-museum gevestigd.

 

Franz Liszt – Années de Pèlerinage

klassische-musik“Années de Pèlerinage” (uit het Frans: ‘Pelgrimsjaren’) omvat drie delen met composities van Franz Liszt die geschreven zijn voor solo-piano. In deze werken worden vele aspecten van Liszts muzikale stijl belicht, van virtuoos vuurwerk tot intieme, emotionele en sferische schetsen. De “Années de Pèlerinage” worden tot de meesterwerken uit het pianistisch oeuvre gerekend. De muzikale rijkdom en rijpheid van de werken is te volgen vanuit de ervaring en reizen van Liszt. Vooral in het derde deel wordt de late stijl van Liszt duidelijk: hierin minder virtuosieit en meer harmonieuze expressie. De stukken zijn gebaseerd op indrukken die Liszt opdeed tijdens de reizen die hij maakte gedurende zijn leven.

Première Année: Suisse

Dit deel werd gepubliceerd in 1855 door Schott in Mainz. Nummers 1-4, 6, 8 en 9 zijn revisies uit de periode van 1848 tot 1854 van werken uit de cyclus Album d’un voyageur (Album van een reiziger) die Liszt schreef tussen 1835 en 1836 en die in 1842 werden gepubliceerd

  1. Willem Tells kapel
  2. Aan het meer van Wallenstadt
  3. “Pastorale”, herderslied
  4. Aan de oever van een bron
  5. Storm
  6. Obermanns Vallei
  7. Herdersdicht
  8. De heimwee naar het moederland
  9. De klokken van Genève : Nocturne

Deuxième Année: Italië]

Dit deel werd door Schott gepubliceerd in 1856. Het werd gecomponeerd tussen 1837 en 1849. De nummers 4 tot en met 6 zijn revisies van Tre sonetti del Petrarca (Drie sonnetten van Petraca), geschreven tussen 1839 en 1846 en in 1846 gepubliceerd.

  1. Sposalizio (“Bruiloft”. Naar ‘Het huwelijk van de Maagd’, een schilderij van Rafaël Santi))
  2. Il Pensieroso (“De peinzer”. Naar een beeld van Michelangelo)
  3. Canzonetta del Salvator Rosa (Canzonetta van Salvator Rosa)
  4. Sonetto 47 del Petrarca (Petrarca sonnet 47)
  5. Sonetto 104 del Petrarca (Petrarca sonnet 104)
  6. Sonetto 123 del Petrarca (Petrarca sonnet 123)
  7. Après une Lecture du Dante: Fantasia Quasi Sonata (Ook wel “Dante Sonate” genoemd; naar een lezing van Dante).
  • Venezia e Napoli. Supplement bij het tweede jaar, gepubliceerd in 1861 en geschreven in 1859. Dit is deels een revisie van een vroegere set met dezelfde naam uit circa 1840.
  1. Gondoliera’  gebaseerd op het lied “La Biondina in Gondoletta” van Giovanni Battista Peruchini.
  2. Canzone (gebaseerd op het gondellied “Nessun Maggior Dolore” uit Rossini’s Otello)
  3. Tarantella op thema’s van Guillaume-Louis Cottrau, 1797-1847)

Troisième Année

Het “derde jaar” werd gepubliceerd in 1883 door eveneens Schott. De nummers 1-4 en 7 zijn geschreven in 1877, nummer 5 in 1872 en nummer 6 in 1867.

  1. Angélus! Prière aux Anges Gardiens (vertaald: “Engel des Heren! Gebed aan de beschermengelen”, opgedragen aan Hans von Bullow)
  2. Aux Cypres de la Villa d’Este I: Thrénodie (bij de cipressen van de Villa d’Este I: klaaglied)
  3. Aux Cypres De La Villa d’Este II: Thrénodie (bij de cipressen van de Villa d’Este II: klaaglied)
  4. Les Jeux d’Eaux à la Villa d’Este (De waterspelen bij de Villa d’Este)
  5. Sunt Lacrymae Rerum/En Mode Hongrois (verw. Virgilius: “Er zijn tranen om tegenslagen”. “In Hongaarse stijl”; opgedragen aan Hans von Bülow.
  6. Marche Funèbre (“Treurmars” ter nagedachtenis van Maximiliaan van Mexico)
  7. Sursum Corda (“Verheft uw hart”)

België, waar N-VA’ers thuis zijn

Jean-Pierre Rondas vraag zich af of de N-VA elke communautaire agressie achter zich zal laten en zelfs mee de anti-Vlaamse maatregelen uitvoeren uit het verleden? 

Ik moet eerst een ommetje maken naar het Schotse referendum. De Schotten mochten, yes or no, kiezen of ze in het Britse staatsverband wilden blijven. De voorstanders van onafhankelijkheid hadden weliswaar een enorme democratische discussiegolf teweeggebracht, maar winnen deden ze niet. Vooral de oudere kiezers waren onderhevig aan ‘projectvrees’ en ‘risico-aversie’, zoals het gisteren nog door enkele commentatoren werd geformuleerd. Precies de aandoeningen die Bart De Wever ook bij de Vlamingen herkent, en het Schotse No zal hem in die analyse alleen maar bevestigd hebben. Geen referenda bij ons: de inertie en de lethargie winnen het bijna altijd van de drang naar verandering. Verkiezingen volstaan om aan te geven vanwaar de wind waait.

Was het daarom dat ik de treurnis die the morning after de verslagen Yes-stemmers overviel zelf bijna opnieuw beleefde toen in de Lotto-Arena het N-VA-applauscongres de regeringscoalitie bekrachtigde? Het was even alsof een groot elan naar bevrijding en verandering werd gefnuikt, niet omdat een meerderheid van het volk zelfbestuur had afgewezen zoals in Schotland, maar omdat in geen van de twee regeringsverklaringen nog een Vlaams-nationaal zelfbeschikkingsmotief aanwezig was, zelfs geen verwaterde confederalistische versie ervan, geen enkel spoor van een streven naar devolutie. Het leek, net zoals in Holyrood, op een plotse stilstand, nadat de erfgenamen van het democratische Vlaams-nationalisme jaren hadden gewerkt, geopinieerd, gemobiliseerd en ja, ‘bewogen’ in de Vlaamse Beweging. We gaan België besturen, zegden de erfgenamen van de Volksunie nu, en over het Belgische negatief, le mal belge, zwijgen we voortaan.

Er klopt iets niet. En mijn treurnis werd nog dieper toen ik vernam dat de Schotse independentisten uit hun nederlaag nieuwe kracht hadden gepuurd. Of de Vlaamse Beweging een verjongingskuur zal puren uit een N-VA-regeringsdeelname op Belgisch niveau durf ik te betwijfelen.

Het communautaire: ten dienste waarvan?

Nogal normaal was het toch dat zowel journalisten als enkele N-VA-leden in de zaal zo hun vragen hadden bij de schreeuwende afwezigheid van elk communautair onderwerp in de regeringsteksten. Bart De Wever had een perfect antwoord klaar door te stellen dat het communautaire ten dienste staat van datgene waarvoor de Vlamingen hadden gekozen. Klinkt goed, maar is in feite een cirkelredenering. Want als in de staat België alles communautair is (en met De Wever geloof ik dat het dat is) dan is datgene waarvoor de Vlamingen hebben gekozen toch ook communautair? Men hoeft de kiezer hier niet tegen het communautaire uit te spelen. Het is de kiezer die deze aardverschuiving teweeg heeft gebracht, het is dank zij de 1.370.000 Vlaamse kiezers dat de partij nu in het subsidiegeld zwelgt.

Natuurlijk bedoelde de voorzitter met deze oneliner iets wat hij op complexere wijze al jaren beweert. Het communautaire is het einddoel niet, het staat ten dienste van de Vlaming, en die Vlaming voelde zich gedwarsboomd in zijn sociaaleconomische verzuchtingen. Hij koos dan voor een partij die beloofde daar iets aan te doen, en niet voor een van de ideologische kleurpartijen die hun kans allang hadden verspeeld. Als daaraan tegemoet wordt gekomen dan … ja, wat dan? Is het communautaire probleem dan opgelost? En geraken de sociaaleconomische preferenties van Vlaanderen beter gerealiseerd door over het communautaire te zwijgen, door het Vlaams-nationalisme on hold te zetten?

Nochtans is de hierboven vermelde democratische en parlementaire aflossing van de wacht perfect logisch in het verloop van de gebeurtenissen tijdens de afgelopen tien jaar. Een ‘gewone’ Vlaamse deelname aan Di Rupo-achtige regeringen was mathematisch misschien wel mogelijk, maar niet langer houdbaar, zelfs niet denkbaar. De ‘hulpelozen van de macht’ (CD&V, OpenVLD, sp.a) wilden tegelijkertijd België ‘redden’ èn hun ideologische zin krijgen, maar Di Rupo dwong hen te kiezen en hun bestaansreden op te geven – waarna ze de verkiezingen in Vlaanderen verloren. Di Rupo zal om niet veel anders herinnerd worden dan om de karikaturen waartoe hij aanleiding gaf. Zijn hulpeloze coalitie heeft hij twee jaar laten werken aan de compensaties die de Franstaligen moesten krijgen voor de onvermijdelijk geworden splitsing van BHV. Voorts werd er vooral gedaan alsof er sociaaleconomisch hervormd werd. Zo ging het niet verder, dat zag zelfs Eyskens in. Men voelt dat zelfs de PS dit beseft. Dan werd het dus ook onvermijdelijk dat N-VA het overnam, omdat dit op den duur nog de enige mogelijkheid was om Vlaanderen binnen de Belgische staat te houden: zet diegenen die het schip willen verlaten in de stuurcabine, niet alleen om ze mee in het bad te trekken zoals dat heet, maar omdat het niet anders gaat.

Vandaar ook de boutade (die al van 2007 dateert) dat een regering zonder PS al een staatshervorming op zich is. N-VA gedraagt zich naar deze boutade. Ze verheft wat ze nu aan het doen is, tot staatshervorming. In die zin is de huidige regering diegene die er al in 2007 had kunnen zijn. Die hele tussentijd werd het communautaire op scherp gesteld doordat N-VA en de Vlaamse Beweging de verstarde, particratische en pseudo-linkse opties identificeerden met ‘Franstalige’ opties. Dus werd de oplossing voor de sociaaleconomische problemen ook verhoopt van een anti-Franstalige, ‘minder-België’ opstelling. Het is duidelijk dat dit neerkwam op een grove reductie van wat de Vlaamse Beweging in wezen inhoudt. Kort gezegd: de Vlaamse Beweging zou dezelfde devolutionaire eisen stellen als Wallonië welvarend was of in meerderheid voor een liberale partij zou stemmen. Dat lijkt N-VA tegenwoordig over het hoofd te zien. Ze handelt niet naar haar eigen statuten – ze spreekt zelfs niet eens meer zoals haar statuten zouden doen verwachten. Vele mondige partijleden hebben zelfs moeten leren hun mond te houden.

Is het nu omdat de Franstalige socialisten van de macht verdreven zijn dat België dan OK is? Is België nu ineens in orde omdat de realiteit van de machtsverschuiving nu ook in de coalitie en in de regeringssamenstelling weerspiegeld is geraakt, omdat ‘Vlaanderen’ nu een soort Belgische macht heeft overgenomen, zij het dan met een Waalse eerste minister? Zou dat dan de door de Vlaamse meerderheid geregeerde Belgische staat zijn waar Lode Claes en misschien ook Frans van Cauwelaert aan dachten?

Billijk België

Zou dit waar kunnen zijn? Een ‘equitable’, billijker, rechtvaardiger België? Waar het communautaire meningsverschil uitsterft bij gebrek aan voorwerp – of juist omdat N-VA ons voorhoudt dat er niks meer aan de hand is? Een België zonder Belgisch negatief? Een België waar Vlamingen thuis zijn? Ik persoonlijk heb er geen fiducie in, maar het lijkt wel een idylle. Een kasteel in Spanje. Allemaal Belg?

Maar dat botst dan toch met die levensgrote anomalie van de pariteit tussen de ministers in de regering Michel? Waarbij de truc met de staatssecretarissen niet echt meetelt als het om het evenwicht tussen Franstaligen en Vlamingen gaat. Om een actueel voorbeeld te nemen: om artikel 195 van de Grondwet (grondwetsherziening) toe te kunnen passen heeft men een meerderheid nodig in de schoot van der ministerraad, niet van de staatssecretarissenraad, wat dus neerkomt op de mogelijkheid van een Franstalig veto. Daartoe is die pariteit trouwens uitgevonden, net zoals de hele trukendoos vol van Franstalige veto’s die samen de meest ingewikkeldste ‘supermajority’ (gekwalificeerd meerderheidssysteem) ter wereld uitmaken. Waartoe is dit nodig als men toch allemaal Belg is?

Dat N-VA ook haar vorm van confederalisme aan de kant heeft laten staan is dan nog het minst erge. Het is zelfs een lichtpunt. N-VA doet dit om haar coalitiepartners niet lastig te vallen met allerlei communautaire scherpslijperij waar Gwendolyn Rutten zo’n absoluut genoeg van had. Maar N-VA heeft ook gelijk dit te doen, om een andere reden waarvan ze zich misschien niet eens bewust is. We hoeven het confederalisme in België namelijk niet in te voeren, we hebben het al. België is nu al een nefast werkende en tersluiks opererende confederalistische staat, waarvan het supermajority-systeem een krakend radertje is. Het houdt gewoon het containment (de inperking, beteugeling) van Vlaanderen in stand.

Symbooltjes

Twee kleine voorbeeldjes van wat ook door de N-VA straks in stand zal worden gehouden. In uitvoering van de Lambermont-akkoorden werd er in 2002 een wet gestemd die zegt dat de 140 hoogste federale ambtenaren (die een mandaatfunctie hebben) zes maanden de tijd krijgen om hun kennis van de tweede landstaal te bewijzen, iets wat niet zozeer de Vlamingen dan wel de Franstaligen onder hen hindert. De wet bestaat, dus moet nu al sinds 2002 de bevoegde minister van ambtenarenzaken jaarlijks een speciaal koninklijk besluit ondertekenen dat deze wet buiten werking stelt. Voor deze wet is met Vlaamse toegevingen betaald. In de vorige regering was dat Hendrik Bogaert, nu wordt het N-VA’er Steven Vandeput. Die man zal ondertekenen dat een wet die scheeftrekkingen aangaande taalgebruik in de ambtenarij rechttrekt, niet moet worden uitgevoerd.

Een ander voorbeeldje. Hetzelfde Lambermont-akkoord voorzag dat inzake ontwikkelingssamenwerking alle aspecten die al tot de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten behoorden (onderwijs bijvoorbeeld) ook naar die besturen zouden worden overgeheveld. De Groenen zijn erin geslaagd dit politiek akkoord om te zetten in een bijzondere wet die niet uitvoerbaar is zonder een nieuwe bijzondere wet en dus een twee derde meerderheid. De nieuwe minister van ontwikkelingssamenwerking is Alexander de Croo, ontwikkelingssamenwerking is een belgicistisch stokpaard, Open VLD blijft de meest belgicistische partij in de regering, dus van vervlaamsing van ontwikkelingssamenwerking komt niets in huis.

Zal N-VA erin slagen om de wetten waarvoor de Vlamingen al betaald hebben ook te doen uitvoeren? Of zal ook deze partij dat soort onderwerpen als communautair gevit gaan bestempelen – zoals een prominent N-VA volksvertegenwoordiger me al toevertrouwde: voor dat soort onnozelheden gaan we toch dit grote project geen gevaar laten lopen zeker? Neen, zeker … Maar als dit toch allemaal slechts kleine symbooltjes zijn, waarom zijn het dan geen toegeefbare kleine symbooltjes voor de Franstaligen? Al bij al vrees ik dat de gewenning van N-VA aan het particratische Belgische spel, waarvan de grendels en de Grendelgrondwet nu eenmaal onvervreemdbaar deel uitmaken, deze partij stilaan maar zeker tot Belgische verstarring zal leiden. Ze zal actief moeten meewerken aan anti-Vlaamse maatregelen.

Non-agressiepact

Wat zijn ze bijvoorbeeld van plan met de fameuze 26 samenwerkingsakkoorden waarvoor met de PS en de Cdh zal moeten onderhandeld worden? Valt enige ferme onderhandelingspositie ook al onder dat geheime en infame non-agressiepact? Dat is de naam die de Franstalige commentatoren, niet zonder enige culot, geven aan een akkoord tussen MR en N-VA dat naar men zegt slechts in de atomaschriftjes opgetekend staat maar dat toch een vereiste was om aan de onderhandelingen te beginnen. Vlaamse kranten hebben dit nog nooit vermeld. Let wel, de agressie wordt verondersteld van de kant van N-VA te komen, en het is N-VA dat plechtig beloofde niet aan Vlaamse agressie te doen, met andere woorden, elk communautair conflict aan zich voorbij te laten gaan. De associatie met het Molotov-Von Ribbentrop pact konden de Franstaligen niet laten liggen, waarbij voor iedereen duidelijk is dat N-VA hier niet voor Molotov staat. Waardoor de enigen die nog aan het communautair ‘gekissebis’ (term van Gwendolyn Rutten) zullen mogen doen, de Vlaamse en Franstalige belgicisten zijn.

Gelukkig zijn er de Franstaligen nog, zowel in de regering als in de oppositie. Geregeld wordt tegenwoordig de fabel van de schorpioen en de kikker geciteerd. Schorpioen moet kikker redden door hem over het water te voeren, schorpioen belooft zijn vriend de kikker (met wie hij een non-agressie pact heeft getekend) niet te steken, hoe zou hij ook. Maar hij doet het toch. Aan de stervende kikker antwoordt hij: het was niks persoonlijks, het was sterker dan mezelf. De moraal van het verhaal: het communautaire paard komt terug, en wel in galop. En het zijn de Franstaligen die dit paard zullen berijden. Ze kunnen zich nu al nauwelijks inhouden.

En zo krijgt de N-VA misschien toch nog gelijk – maar niet uit eigen kracht: wel uit de kracht van de schorpioen.

Bron : artikel Jean-Pierre Rondas in Doorbraak 12/10/2014

 

 

Johannes Brahms – Symfonie nr. 3

klassische-musikJohannes Brahms componeerde zijn Derde Symfonie opus 90 in de zomer van 1883 ongeveer zes jaar na zijn tweede symfonie. In de tussentijd componeerde hij enkele van zijn belangrijkste weken, zoals het Vioolconcert, en het tweede pianoconcert.

De symfonie bestaat uit vier delen:

  1. Allegro con brio (F majeur)
  2. Andante (C majeur)
  3. Poco allegretto (c mineur)
  4. Allegro (f mineur-F majeur)

De symfonie is georkestreerd voor 2 fluiten, 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 fagotten, contrafagot, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, pauken en strijkers.

De drie akkoorden waar het eerste deel mee opent vormen de basis voor het gehele werk. De tonaliteit varieert voortdurend tussen majeur en mineur. Het begrip Leitmotiv speelt voor Brahms hier een belangrijke rol. Na de grandeur en het majestueuze van het eerste deel volgt de zachte eenvoud van het tweede deel; iets wat gelijk vanaf het begin duidelijk is. Het derde deel is een nogal melancholiek intermezzo, geaccentueerd door de wisselingen tussen majeure en mineure toonzetting. De finale blinkt uit door haar melodieuze overvloed aan thema’s. De rustige introductie verandert al snel in een stormachtig middendeel, en worden we meegevoerd door een golf van lyrische inspiratie, die uiteindelijk tot een rustig einde leidt.

De eerste uitvoering vond plaats op 2 december 1883 door het Wiener Philharmoniker onder leiding van Hans Richter.

Wat voor partij is de N-VA eigenlijk?

Van de confederale dromen die de N-VA tijdens de campagne koesterde, vindt Bart Maddens in het regeerakkoord niets terug. Sterker: als Bart De Wever de socialisten inderdaad nooit meer terug wil zien, dan komt er van een staatshervorming ook bij een volgende regering niks in huis.

Wie? Politicoloog, verbonden aan de KU Leuven.

Wat? Voor Vlaamsgezinde N-VA-leden bevat het nieuwe regeerakkoord geen cadeaus. Zelfs geen symbolische.

Gisteravond kwamen de partijcongressen bijeen om het regeerakkoord goed te keuren. De nacht ervoor zaten de partijvoorzitters nog bijeen om te onderhandelen over de laatste details. Pas donderdagmiddag werd het volledige akkoord vrijgegeven. Je mag hopen dat de congresgangers bedreven zijn in de kunst van het snellezen, zodat ze wisten wat ze gisteravond al dan niet hebben goedgekeurd. De duivel zit in de details. Hoe minder de partijleden daarvan op de hoogte zijn, hoe beter voor de partijbonzen.

Het huidige België volstaat?

Voor de meer Vlaamsgezinde N-VA-leden moet het frustrerend geweest zijn dat ze lange tijd in het ongewisse bleven over de communautaire details van het akkoord. Natuurlijk verwachtte niemand een uitgebreid institutioneel hoofdstuk. Toch bleven sommigen hopen op een paar communautaire toegiften. Dat had een afspraak kunnen zijn om de bevoegdheidsoverdrachten van de zesde staatshervorming zo maximaal mogelijk uit te voeren. Of een modernisering van de monarchie. Of het voornemen om in de Senaat te overleggen over een verdere staatshervorming. De vorige keer dat Vlaams-nationalisten toetraden tot een federale (toen nog ‘nationale’) regering, stond er in het regeerakkoord zelfs een zinnetje over de amnestie-problematiek. Niet veel meer dan een symbolische geste, maar toch.

Niets van dat alles in het huidige regeerakkoord. Een buitenstaander die de tekst leest, zou denken dat er communautair of institutioneel geen vuiltje aan de lucht is in dit land. Alle regeringspartijen voelen zich ogenschijnlijk perfect in hun sas in het huidige federale België.

Wellicht heeft de N-VA-top geredeneerd dat het dom zou zijn om aan de onderhandelingstafel een hoge prijs te betalen voor wat nooit meer zou kunnen zijn dan een fopspeen. En zelfs al had de N-VA wat communautaire snoepjes gekregen, dan zou dat toch op hoongelach zijn onthaald bij de radicale Vlaams-nationalisten buiten de N-VA.

Dat fameuze artikel

Maar artikel 195, dat is een ander paar mouwen. Dit gaat over een fundamentele vraag: wordt de staatshervorming voor vijf dan wel voor tien jaar on hold gezet ? De N-VA heeft artikel 195 op de onderhandelingstafel gelegd, maar er geen breekpunt van gemaakt. De discussie daarover heeft een even cryptisch als lachwekkend zinnetje gebaard: ‘Na afloop van deze legislatuur zal, zoals voorzien door het kiesstelsel en zoals toegestaan door de Grondwet, het aan de kiezers zijn om zich uit te spreken over de verschillende beleidsprojecten.’ Alsof de coalitiepartners even van plan waren om de verkiezingen af te schaffen en dan toch maar hebben beslist om dat niet te doen.

Wel wordt er hier en daar geïnsinueerd dat er over artikel 195 een informele afspraak is gemaakt in een atoma-schriftje. Als dat al zo zou zijn, hoe bindend zijn zulke afspraken? Wat vandaag uiterst gevoelig ligt voor de coalitiepartners (en blijkbaar niet alleen voor de MR) zou dan miraculeus mogelijk moeten worden in de eindsprint naar de verkiezingen van 2019? Hoe naïef kun je zijn?

Of zou de N-VA er stiekem op hopen dat artikel 195 niet in de verklaring tot grondwetsherziening komt? ‘Ik zou de socialisten het liefst nooit meer terugzien’, verklaarde Bart De Wever woensdag. Als dat zijn vurige wens is, dan moet hij vooral níét aansturen op een nieuwe staatshervorming na 2019. Want de kans dat ze kan worden gerealiseerd zonder de PS is behoorlijk klein. Een beperkte herzieningsverklaring in 2019 zou weleens het perfecte alibi kunnen zijn om nog vijf jaar door te gaan met deze a-communautaire herstelregering zonder de socialisten.

Mainstreampartij

Om maar te zeggen, de kwestie van artikel 195 is veel meer dan een juridisch akkefietje. Het raakt de kern van de zaak: welk soort partij is de N-VA eigenlijk? Is ze nog een Vlaams-nationale partij die op halflange termijn streeft naar confederalisme en op lange termijn naar een onafhankelijk Vlaanderen? Of wordt ze stilaan een mainstreampartij die een centrum-rechts economisch beleid wil voeren en die de Vlaamse staatsvorming hooguit ziet als een (misschien overbodig) middel daartoe? Een partij die het Belgische staatsapparaat eerder wil bezetten dan afbouwen? Is de N-VA een legalistische partij die de grondwettelijke paden niet wil verlaten (en dus artikel 195 nodig heeft om een confederale hervorming te realiseren). Of is ze een partij die bereid is om de Grondwet naast zich neer te leggen, en daarom niet maalt om artikel 195?

Maar ach, dat confederalisme. Zal dat niet stilaan hetzelfde statuut krijgen als wat het Charter van Quaregnon tot 1978 was voor de socialisten: een fetisj zonder praktische politieke betekenis?

Eén ding is zeker: de volgende vijf jaar zullen we de kracht van verandering aan het werk zien. Vraag is alleen wat het meest zal veranderen: België of de N-VA.

Bron : Opiniestuk Bart Maddens in de Standaard van 10/10/2014