François-Joseph Gossec – Symphony in B-flat Major, op.6

klassische-musikFrançois-Joseph Gossec werd geboren op 17/01/1734 in Vergnies, een Henegouws dorp dat als onderdeel van de enclave van Barbençon tot Frankrijk behoorde. Toen hij 6 jaar was, zong hij mee in het koor van de bedevaartskerk te Walcourt bij Charleroi in de Oostenrijkse Nederlanden en later in de St.-Aldegondekerk in de Franse grensstad Maubeuge.

Daar werd hij lid van een klein orkest van de St.-Pieterskerk dat door muziekdirecteur Jean Vanderbelen geleid werd. Van hem kreeg hij zijn eerste lessen viool, piano, harmonie en compositie. In 1742 werd hij opgenomen in het koor van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal (Antwerpen) en kreeg daar verdere lessen van André-Joseph Blavier. In deze omgeving was hij zeer gelukkig maar hij verloor contact met zijn eigen familie. Ook toen hij in 1792 en 1793 een rondreis door het bezette België maakte, zag hij zijn ouders en andere familieleden niet terug. In 1751 ging hij met een aanbevelingsbrief van Blavier naar Parijs bij Jean-Philippe Rameau, de toenmalige orkestleider van het privéorkest van Alexandre-Joseph Le Riche de la Pouplinières. Rameau nam hem aan als lid van zijn orkest.

Na Rameaus afscheid van het orkest in 1754 werd Johann Stamitz ijlings aangezocht als dirigent van het muziekensemble. Stamitz maakte Gossec, die vaak zelf dirigeerde, vertrouwd met de ontwikkelingen van de Mannheimer Schule, gekenmerkt door een homofone schriftuur in de symfonie en indrukwekkende dynamische effecten waarin een speciale rol was weggelegd voor klarinetten, bassethoorns en andere blaasinstrumenten. Na het vertrek van Stamitz naar Mannheim in 1756 werd Gossec dirigent van het orkest tot aan de dood van zijn mecenas, de la Pouplinières, in 1762.

In 1758 huwde hij de zangeres Marie-Elisabeth Georges. Hun zoon werd in 1760 geboren.

Gossec componeerde kamermuziek en daarna symfonieën. De eerste 6 symfonieën publiceerde hij in 1756 als opus 3. Als 25-jarige besloot hij een groot werk te componeren, een Requiem – Grande Messe des Morts. In mei 1760 ging deze 90 minuten durende dodenmis in première in de Eglise Jacobine in de Rue St.-Jacques in Parijs en maakte Gossec op slag beroemd.

Van 1762 tot 1769 nam hij de leiding over van de kapel van de prins van Condé Louis-Joseph de Bourbon te Chantilly en vanaf 1766 eveneens de leiding van de kapel van de prins van Conti Louis-François de Bourbon. Met deze orkesten oogstte hij veel succes. Met zijn opera’s daarentegen had hij minder geluk, onder andere door de slechte libretti en de dominantie van zijn tijdgenoten André Ernest Modeste Grétry en Christoph Willibald Gluck op dit terrein.

Van 1769 tot 1773 was hij directeur van het orkest Concert des Amateurs, dat zich vooral met de uitvoering van contemporaine composities bezighield en spoedig in heel Europa beroemd werd. Tussen 1773 en 1777 was hij samen met Simon Leduc en Pierre Gaviniès ook directeur van de Concerts Spirituels. Dit bood hem de kans zijn eigen composities en die van zijn vrienden ten gehore te brengen. In 1775 kreeg hij een onderscheiding als ‘maître de la musique’.

Vanaf 1778 werkte hij aan de Academie de Musique als koordirigent en vanaf 1780 als tweede directeur. In 1784 kwam hij aan het hoofd te staan van de nieuw gestichte École de chant. Een verdere compositorische mijlpaal was het Te Deum van 1779, gecomponeerd bij de zwangerschap van Marie-Antoinette van Oostenrijk (Maria Antonia Josepha von Habsburg-Lothringen).

Ondanks eerdere steun door adellijke mecenassen hing hij enthousiast de ideeën van de Franse Revolutie aan. In 1790 componeerde Gossec een Te Deum voor mannenkoor en harmonieorkest voor de federale ceremonie op het Champ de Mars ter gelegenheid van de 14 juli.

De zeer productieve Gossec werd aangesteld als de officiële componist van de Franse Revolutie. Zijn Marche lugubre n.a.v. de dood van Honoré Gabriel de Riqueti, comte de Mirabeau in september 1790 werd een standaardwerk in het muziekrepertoire ten tijde van de revolutie.

Hij overleed op 16/02/1829 in Passy bij Parijs.

Graf Gossec op Père Lachaise

https://youtu.be/M9PCXsbKNmk

Sergej Rachmaninov – Pianoconcert nr. 1

klassische-musikHet Pianoconcert nr. 1 in fis mineur opus 1 van de Russische componist Sergej Rachmaninov (1873-1943) is een driedelig concert voor piano en symfonieorkest.

Rachmaninov componeerde het in 1891, toen hij negentien jaar oud was, grotendeels op het familielandgoed landgoed Ivanovka. Hij droeg het werk op aan zijn neef, de pianist en dirigent Aleksandr Ziloti. Rachmaninov reviseerde het werk grondig in 1917.

Het werk heeft drie delen:

  • Vivace (fis mineur)
  • Andante cantabile (D majeur)
  • Allegro scherzando (fis mineur → fis majeur) (de 1917 versie: Allegro vivace)

10 jaar

Op 7 april 1891 schreef Rachmaninov aan Natalya Skalon: “Het laatste deel is gecomponeerd, maar nog niet opgeschreven. Deze zomer zal ik het hele concert voltooien en de orkestratie ervan rondmaken”. En dat deed hij ook, maar al snel erna raakte hij er ontevreden over.

Het eerste deel ging in première op 17 maart 1892 op het Conservatorium van Moskou, met de componist zelf aan de piano. Vasily Safonov dirigeerde. De herziene versie werd voor het eerst in zijn geheel uitgevoerd op 29 januari 1919 in New York.

De gereviseerde versie heeft een sterkere structuur, een meer geraffineerde harmonie en orkestratie, en is meer verfijnd voor de piano geschreven. Het oorspronkelijke thematische materiaal is nagenoeg ongewijzigd gebleven.

Max Bruch Viool Concert Nr. 1 in G , Op. 26

klassische-musikMax Bruch kreeg zijn eerste muziekonderwijs van zijn moeder. Later studeerde hij bij Ferdinand Hiller en Carl Reinecke.

In 1858 bracht hij zijn operette Scherz, List und Rache, naar een tekst van Goethe, in Keulen voor het eerste ten gehore. Hij verbleef twee jaar in Munchen en daarna werkte hij van 1865 tot 1867 als dirigent in Koblenz. In deze tijd componeerde hij het beroemde Concert voor viool en orkest in g, opus 26. Het is een heel romantisch stuk en bijna alle beroemde violisten hebben dit inmiddels wel op hun repertoire staan.

Het concert werd voor het eerst uitgevoerd  op 24 april 1866.  Het concert werd vervolgens flink herwerkt met de hulp van beroemde violist Joseph Joachim in 1867. De première van het herwerkte concert werd gegeven door Joachim in Bremen op 5 januari 1868 met Karl Martin Rheinthaler als dirigent.

Het concert bestaat uit drie bewegingen :

  1. Vorspiel :Allegro moderato
  2. Adagio
  3. Finale: Allegro energico Finale: Allegro energico

Franz Schubert – Fantasia in F mineur voor piano (vierhandig)

klassische-musikDe Fantasia in F mineur door Franz Schubert, D 940 voor piano vierhandig (twee spelers op één piano), is één van de belangrijkste pianowerken van Schubert.

Schubert begon met het schrijven van de Fantasia in januari 1828 in Wenen. Het werk werd in maart van dat jaar afgerond, en voor het eerst uitgevoerd in mei. Schuberts vriend Eduard von Bauernfeld schreef in zijn dagboek op 9 mei, dat er een onvergetelijke duet werd gespeeld door Schubert en Franz Lachner.

Het werk werd opgedragen aan Karoline Esterházy, één van zijn leerlingen maar ook zijn onbeantwoorde liefde.

Schubert stierf in november 1828. Na zijn dood verbonden zijn vrienden en familie zich ertoe  om een ​​aantal van zijn werken te publiceren. Dit werk is één van die stukken;  het werd gepubliceerd door Anton Diabelli in maart 1829. Het originele manuscript bevindt zich in de Oostenrijkse Nationale Bibliotheek.

De Fantasia is verdeeld in vier delen, die onderling verbonden zijn en gespeeld worden zonder pauze.

  1. Allegro molto moderato Allegro molto moderato
  2. Largo Largo
  3. Scherzo. Scherzo. Allegro vivace Allegro vivace
  4. Finale. Finale. Allegro molto moderato Allegro molto moderato

https://youtu.be/g2Q9HiiRtEc

Franz Liszt – Dante Symfonie

klassische-musikA Symphony Dante’s Goddelijke Komedie, S.109 , of gewoon de “Dante Symphony”, is een programma symfonie gecomponeerd door Franz Liszt. Het is geschreven in de hoge romantische stijl, en gebaseerd op Dante Alighieri’s reis door de hel en het vagevuur, zoals weergegeven in The Divine Comedy . Het ging in première in Dresden in november 1857, met Liszt als dirigent, en werd onofficieel gewijd aan zijn vriend en  toekomstige schoonzoon Richard Wagner.

Sommige critici beweren dat de Dante Symphony niet zozeer een symfonie is in de klassieke zin maar wel twee beschrijvende symfonische gedichten.

Liszt maakte schetsen voor het werk sinds de vroege jaren 1840, en in 1847 speelde hij een aantal fragmenten op de piano voor zijn Poolse maîtresse Prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein .

Lebte mit Liszt in Bad Eilsen: seine junge Geliebte Carolyn zu Sayn-Wittgenstein.In dit vroege stadium was het de bedoeling van Liszt dat het werk zou vergezeld gaan met een soort diashow met scènes uit de Goddelijke Komedie van de kunstenaar Bonaventura Genelli.  Hij was ook van plan om ook experimenteel gebruik te maken van een windmachine op het einde van het eerste deel. Hoewel Prinses Carolyne bereid was om de kosten te dekken, kwam er niets van deze ambitieuze plannen terecht en de symfonie werd terzijde geschoven tot 1855.

In juni 1855 hervat Liszt zijn symfonie en had het grootste deel afgerond vóór het einde van het volgende jaar.  Zo is het dat het werk de Dante Symphony”  ruwweg samenviel met het andere symfonische meesterwerk van Liszt, de Faust Symphony , dat geïnspireerd werd door Johann Wolfgang von Goethe drama ‘s Faust . Om deze reden, worden de Dante en Faust symfonieën  vaak samen opgenomen.

In oktober 1856 bezocht Liszt Richard Wagner in Zürich en bracht hij zijn Faust en Dante symfonieën op de piano. Wagner was kritisch over de fortissimo conclusie van de Dante Symfonie, hij vond het een ongepaste uitbeelding van het Paradijs. Maar Liszt werd overtuigd door Prinses Carolyne om de symfonie in een gloed van glorie te beëindigen.

Net als zijn symfonische gedichten Tasso en Les Préludes is de Dante Symphony  een vernieuwend werk, met tal van orkest- en harmonische vooruitgang: wind effecten, progressieve harmonieën, experimenten in atonaliteit, ongebruikelijke toonsoorten, wisselende tempi, kamermuziek intermezzo’s en het gebruik van bijzondere muzikale vormen. De Dante Symphony is ook één van de eerste die gebruik maakt van progressieve tonaliteit, beginnend en eindigend in radicaal verschillende sleutels.

Edward Elgar – Enigmavariaties

klassische-musikVariations on an Original Theme for orchestra, Op. 36 (“Enigma”), beter bekend als de Enigmavariaties (Enigma Variations), is een orkestwerk bestaande uit een muzikaal thema en veertien variaties, gecomponeerd door Edward Elgar in 1898-1899. Het is een van de bekendste grootschalige werken van Elgar, niet alleen vanwege de muziek maar ook door het raadsel dat met die muziek verbonden is. Elgar droeg het stuk op aan “mijn vrienden die erin geschetst worden”, een verwijzing naar het feit dat de verschillende variaties elk een muzikaal portret vormen van iemand uit zijn vriendenkring.

Met het werk brak Elgar niet alleen zelf door als componist, maar plaatste hij ook na enkele eeuwen de Britse muziek weer internationaal op de kaart.

Elgar begon de compositie op 21 oktober 1898 ‘s avonds thuis achter de piano, na een uitputtende dag van lesgeven. Een melodie die hij speelde trok de aandacht van zijn vrouw. Zij zei dat ze hem mooi vond en vroeg of hij hem nog eens voor haar wilde spelen. Om haar te vermaken begon Elgar daarop verschillende variaties te improviseren. Elk van deze variaties was een muzikaal portret van een van hun vrienden, of werd gespeeld in de muzikale stijl die hij of zij gebruikt zou kunnen hebben. Later breidde Elgar deze improvisaties uit en orkestreerde ze, met de Enigma Variaties als resultaat.

Echtgenote Alice

De allereerste keer dat het stuk werd gespeeld was op 19 juni 1899 in de Londense St. James’s Hall, met Hans Richter als de dirigent. Richter was niet bij de repetities, die werden verzorgd door Henry Wood. Critici waren in eerste instantie geïrriteerd door de geheimzinnigheid waarmee het stuk werd omgeven, maar de meeste prezen de inhoud, structuur en orkestratie van het werk. Sindsdien is het stuk altijd populair geweest. Al gauw kwamen er internationale uitvoeringen van het stuk, van Sint-Petersburg in 1904, tot in New York City waar het gedirigeerd werd door Gustav Mahler in 1910.

Lees verder

Pietro Mascagni – Cavalleria rusticana

klassische-musikCavalleria rusticana (Boerse ridderlijkheid) is een opera in één bedrijf van Pietro Mascagni, gebaseerd op het gelijknamige werk van Giovanni Verga. De opera kreeg de eerste prijs in een door de Milanese uitgever Songogno geïnitieerde wedstrijd van eenakters. De première vond plaats op 17 mei 1890.

De componist verwierf hiermee grote bekendheid. Het werk neemt nog steeds een vaste plaats in in het huidige operarepertoire. Hoewel het een jeugdwerk is, heeft Mascagni zichzelf nooit meer kunnen overtreffen en is het aldus het enige werk waarom de componist wordt herinnerd. De opera behoort tot het verisme.

De opera speelt zich af in een klein dorp in Sicilië. Turridu, die verloofd was met Lola, heeft zijn geliefde verloren tijdens zijn afwezigheid wegens dienstplicht. Wanneer Turridu terugkeert van het leger, ontdekt hij dat zijn vroegere verloofde, Lola, nu getrouwd is met Alfio. Om zichzelf te troosten is hij een verhouding begonnen met Santuzza, maar zijn liefde voor Lola is nooit verdwenen.

De opera begint achter de coulissen, met Turridu die een nachtelijke serenade voor Lola aan het zingen is. Hij was op weg geweest om wijn te gaan kopen maar heeft van Alfio’s afwezigheid gebruikgemaakt om de nacht met Lola te kunnen delen.

Mascagni bij een repetitie van Aïda – waarschijnlijk in Wenen, aug. ’24 – Fot. Willinger Wien

De dag breekt aan en het landelijke leven van de dorpelingen wordt getoond. Het is Paaszondag en terwijl iedereen de kerk binnentreedt, doet Santuzza haar intrede. Ze is op zoek naar Turridu en komt hem zoeken in de taverne van Mamma Lucia, zijn moeder. Ze treft er Alfio aan die duidelijk niets weet van het overspel van zijn vrouw, daar hij net haar trouw aan het bezingen is. Santuzza daarentegen heeft vermoedens. Ze vertelt Mamma Lucia van Turridu’s afstandelijkheid jegens haar.

Wanneer Turridu verschijnt, benadert ze hem en smeekt hem om zijn liefde. Tegelijkertijd komt Lola voorbij. Voor ze de kerk wil binnengaan, werpt ze Turridu een verleidelijke blik. Hij keert zich bot af van Santuzza om met Lola te kunnen praten. De wanhopige Santuzza vervloekt hem en neemt wraak door Alfio op de hoogte te brengen van de buitenechtelijke relatie van de twee. Alfio is razend en wil ook op zijn beurt wraak. Santuzza is vertwijfeld en weet niet goed of ze er wel goed aan gedaan heeft om het hem te zeggen.

Wanneer de kerkdienst is geëindigd, komen alle dorpelingen de taverne binnen. Turridu roept een toost uit en is duidelijk in feeststemming daar hij een drinklied aanvangt. Hij biedt ook Alfio een glas aan, maar deze weigert en daagt Turridu uit voor een duel. De trotse Turridu bekent schuld en aanvaardt het duel. Hij vraagt zijn moeder om voor Santuzza te zorgen indien hem iets zou overkomen en zegt vaarwel. Mamma Lucia blijft vertwijfeld achter en Santuzza zakt reddeloos ineen wanneer ze de uitslag van het gevecht te horen krijgt.

De opera eindigt, net zoals het begin, grotendeels achter de coulissen. Het gevecht tussen Alfio en Turridu wordt niet getoond. De uitslag wordt bekendgemaakt door vrouwen die komen aansnellen met de onheilstijding dat Turridu vermoord werd: “Hanno ammazzato compare Turridu” (“Ze hebben vriend Turiddu afgemaakt”).

“Moderne muziek is even gevaarlijk als cocaïne.”

Citaat Pietro Mascagni

 

https://youtu.be/xeQBY_ZpejI

Antonin Dvorak – Celloconcert

klassische-musikHet Celloconcert in b mineur, opus 104 is het laatste soloconcert geschreven door de Tsjechische componist Antonín Dvořák. Hij schreef het werk in 1894 en 1895. Het werk droeg hij op aan zijn vriend cellist Hanus Wihan.

Het celloconcert bestaat uit drie delen:

  1. Allegro (b mineur → B majeur)
  2. Adagio, ma non troppo (G majeur)
  3. Finale: Allegro Moderato-andante-allegro vivo (b mineur → B majeur)

In 1865, nog in het begin van Dvořáks muzikale carrière, begon Dvořák al aan een celloconcert; het Celloconcert in A majeur, B. 10. Dit stuk werd geschreven voor de cellist Ludevit Peer. Dvořák kende hem van een orkest waarin beiden speelden. Hij gaf de partituur, nog slechts met pianobegeleiding, aan Peer ter beoordeling, maar Dvořák heeft er verder nooit meer wat mee gedaan. De partituur werd teruggevonden in 1925 en door de Duitse musicus Gûnther Raphael georkestreerd.

Geboortehuis, toen met drankgelegenheid en slagerij

De cellist Wihan vroeg zoals ook anderen hadden gedaan aan Dvořák om een celloconcert. Dvořák heeft deze vraag een tijd lang afgeslagen met als “reden” dat “de cello weliswaar een fijn orkestinstrument is, maar totaal incapabel als instrument voor een soloconcert”. Volgens Josef Michl was Dvořák gek op het middenregister maar “klaagde hij over de nasale klank in het hoge register van de cello en de mompelende klank in het lage register”. Dvořák was misschien nog wel het meest verrast over zijn eigen keuze om later alsnog een celloconcert te schrijven.

Dvořák schreef het concert in New York tijdens zijn derde termijn als directeur van het Nationaal Conservatorium. In 1894 schreef een andere docent van het conservatorium, Victor Herbert zijn tweede celloconcert. Dvořák bezocht ten minste twee uitvoeringen van dit werk en raakte zó onder de indruk ervan dat hij besloot om tóch op Wihans verzoek om een celloconcert te schrijven in te gaan.

Het lange eerste deel – geschreven in de sonatevorm – opent met een lange introductie door het orkest die de thema’s exposeert welke later door de cellist zullen worden overgenomen.

Het lyrische Adagio vertoont zowel een pastoraal als een heftig karakter.

Een gevoel van nostalgie wordt door de finale opgewekt die in rondovorm is geschreven. Het stuk wordt meer en meer hartstochtelijk tot dat het slot aanbreekt dat een muzikale herinnering aan het eerste en tweede deel vormt. Dit bouwt zich op tot een jubelend motief in B-grote terts.

Wihan suggereerde een aantal veranderingen in de cellopartituur. De meest bekende is de cadenza aan het einde van het derde deel. Andere kleine wijzigingen zijn verschillende passages die de moeilijkheidsgraad voor de cellopartij doen verminderen. Dvořák weigerde echter alle kleinere wijzigingen en zo ook de candens. Dit was om persoonlijke redenen. Het derde deel was een eerbetoon aan zijn overleden schoonzuster Josefina Kaunitzová. Het droevige begin van de finale haalt namelijk een favoriet lied van haar aan.

 

Hector Berlioz – Harold en Italie

klassische-musikHarold en Italie, Symfonie in vier delen met Viola Obbligato), Op. 16, is Hector Berlioz’ tweede symfonie, geschreven in 1834.

Niccolo Paganini (1782-1840) moedigde Berlioz (1803-1869) aan om Harold en Italie te schrijven. De twee ontmoette elkaar na een concert van Berlioz, uitgevoerd door Narcisse Girard op 22 december 1833, drie jaar na de première van Berlioz ‘ Symphonie fantastique. Paganini had een prachtig altviool verworven , een Stradivarius. Maar, hij vertelde Berlioz:  “ik heb geen geschikte muziek. Wilt u een solo voor altviool schrijven, U bent de enige die ik kan vertrouwen voor deze taak.”

Berlioz begon met het schrijven van een solo voor altviool, maar zodanig dat de doeltreffendheid van de orkestrale bijdrage van het orkest niet afnam. Toen Paganini  de schets zag van de allegro beweging, met de vele rustpunten voor de altviool was hij erg ontgoocheld, hij verwachtte een solo waar hij continu kon doorspelen . Hun wegen gingen uiteen.

Harold en Italie is een  werk met toch een uitgebreid gedeelte voor altviool solo.

Lord Biron’s gedicht ‘s Childe-Harold’s Pilgrimage inspireerde de stemming van Harold.  Berlioz schreef: “Mijn bedoeling was om een reeks van orkestrale scènes te schrijven, waarin de altviool solo zou worden betrokken als een min of meer actieve deelnemer met behoud van haar eigen karakter. Ik wilde van de altviool een soort melancholische dromer maken naar het voorbeeld van Byron’s Childe-Harold .

Het eerste deel (“Harold aux Montagnes”) verwijst naar de scène waarbij Harold, op het melancholische karakter in de bergen stuit.

In het tweede deel (“Marche de Pèlerins”), begeleidt Harold een groep pelgrims.

Het derde deel (“Sérénade d’un montagnard”) is een liefdesscène, iemand speelt een serenade voor zijn maîtresse.

In het vierde deel, (“Orgie de brigands”), geestelijk moe en depressief, zoekt Harold troost bij wild en gevaarlijk gezelschap, misschien in een taverne.

Harold en Italië ging in première op 23 november 1834 met het Orchestre de la Société des Concerts du Conservatoire , Chrétien Urhan bespeelde de altviool en Narcisse Girard was de dirigent.

Paganini heeft het werk waarvoor hij de opdracht gaf niet gehoord tot 16 december 1838; toen was hij zo overweldigd dat hij na de voorstelling Berlioz op het podium sleepte, er knielde en zijn hand kuste voor een wild juichende publiek en applaudisserende muzikanten. Een paar dagen later stuurde Paganini Berlioz een felicitatiebrief, vergezeld van een bankcheque van 20.000 frank.

https://youtu.be/KhCLvLpypU0

Felix Mendelssohn – A Midsummer Night’s Dream

klassische-musikOp twee aparte tijdstippen, componeerde Felix Mendelssohn de muziek voor William Shakespeare’s toneelstuk, A Midsummer Night’s Dream. Eerst in 1826, in het begin van zijn carrière, schreef hij een concert ouverture (Op. 21). Later, in 1842, een paar jaar voor zijn dood, schreef hij de toneelmuziek (Op. 61) voor een productie van het toneelstuk, waarin hij  de bestaande Overture opgenomen heeft. De incidentele muziek omvat de wereldberoemde Wedding March.

De Ouverture in E major, Op. 21, werd geschreven door Mendelssohn op 17 jarige leeftijd in 1826, en George Grove noemde het “het grootste wonder van de vroege volwassenheid die de wereld ooit heeft gezien in de muziek”.  Het is geschreven als een concert ouverture, niet geassocieerd met een uitvoering van het toneelstuk. De ouverture werd geschreven nadat Mendelssohn een Duitse vertaling van het stuk had gelezen in 1826.

Gedenkplaat bas-reliëf, Hamburg

De Ouverture bevat veel klassieke elementen, het is geschreven in sonatevorm met regelmatige formuleringen en harmonische overgangen. Het stuk is ook bekend om zijn opvallende instrumentale effecten (effecten die werden beïnvloed door de esthetische ideeën en suggesties van Mendelssohn’s vriend , Adolf Bernhard Marx ). Heinrich Eduard Jacob, schrijft in zijn biografie van de componist, dat Mendelssohn de akkoorden had gekrabbeld na het horen op een avond van het wind ritselen van de bladeren in de tuin van het huis van de familie.

011_14224 - Geburtshaus von Felix und Fanny Mendelssohn Bartholdy in der Hamburger Michaelisstrasse - auf dieser Abbildung von ca. 1900 ist rechts ein Delikatessengeschäft und lks. ein Frühstückslokal mit Bierausschank. 

Geboortehuis in de Michaelisstrasse, Hamburg. Ca. 1900.

De Ouverture ging in première in Stettin (toen Pruisen, nu Szczecin, Polen) op 20 februari 1827 tijdens een concert onder leiding van Carl Loewe. Mendelssohn was toen net 18. Hij moest 80 mijl reizen door een razende sneeuwstorm om naar het concert te gaan, dit was zijn eerste publieke optreden. De eerste Britse uitvoering van de Ouverture werd uitgevoerd door Mendelssohn zelf, op 24 juni 1829, in Argyll Rooms in Londen, tijdens een concert ten  voordele van de slachtoffers van de overstromingen in Silezië , en gespeeld door een orkest dat werd samengesteld door Mendelssohns vriend Sir George Smart.

Mendelssohn schreef de toneelmuziek, Op. 61, voor A Midsummer Night’s Dream in 1842, 16 jaar nadat hij de Ouverture schreef. Het werd geschreven in opdracht van koning Frederik Willem IV van Pruisen. Mendelssohn was inmiddels de muziekdirecteur van de Koninklijke  Academie van de Kunsten en van het Gewandhausorchester in Leipzig . Een succesvolle presentatie van Sophocles‘ Antigone op 28 oktober 1841 in het nieuwe paleis in Potsdam , met muziek van Mendelssohn (Op. 55 ) leidde er toe dat de koning hem vroeg om meer van dergelijke muziek bij toneelstukken te componeren. A Midsummer Night’s Dream werd voor het eerst uitgevoerd op 14 oktober 1843 ook in Potsdam door Ludwig Tieck .

https://youtu.be/Q3zzdCjVaZM