Saint-Saëns Camille – Symfonie nr. 3

klassische-musikCamille Saint-Saëns werd op 9 oktober 1835 geboren in Parijs als enig kind van vader Jacques-Joseph Victor Saint-Saëns en moeder Clemence Collin. Zijn vader, financieel medewerker van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, stierf vlak ná de geboorte van Camille op onverklaarbare wijze. Zijn moeder en zijn oudtante Charlotte Masson bekommerden zich over zijn opvoeding.

Saint-Saëns groeide op in een stimulerende sfeer. Vooral zijn oudtante had een grote invloed op hem. Door haar kwam hij in aanraking met literatuur en muziek. Ze gaf hem zijn eerste pianolessen. Met nog geen vier jaar schreef hij zijn eerste muziekstukjes. Zijn oudtante Charlotte stimuleerde Camille in zijn muzikale ontwikkeling en op zevenjarige leeftijd werd hij ingeschreven voor pianoles. Tevens ging hij op orgelles.

Lees verder

August De Boeck – Piano Concerto in C major

klassische-musikJulianus Maria Augustinus (August) De Boeck (Merchtem 9 mei 1865 – aldaar overleden op 9 oktober 1937) was een Belgisch componist, organist en muziekpedagoog. Hij was de zoon van de organist en dirigent Florentinus (Flor) De Boeck (1826-1892).

De Boeck volgde aanvankelijk muziekles bij de organisten Benoit Vereertbrugghen in Opwijk en Jozef Vastersavendts in Asse. Hij studeerde vanaf 1879 orgel aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel bij Alphonse Mailly, van wie hij van 1887 tot 1903 assistent was. Zijn orgelstudie sloot hij in 1891 af met het virtuositeitsdiploma. De andere studievakken harmonieleer, contrapunt en fuga bij Hubert Ferdinand Kufferath sloot hij af in 1889 met onderscheiding. Verdere docenten waren Joseph Dupont (theoretische harmonie) en Gustave Sandré (praktische harmonie).

Met Paul Gilson was hij goed bevriend. Hoewel zij vrijwel even oud waren, werd De Boeck meestal als leerling van Gilson gezien.

Van 1892 tot 1921 was hij als organist bij enkele kerken werkzaam; van 1892 tot 1894 in de kerk Onze Lieve Vrouw ter Noodt in Merchtem, vanaf 1894 in de St. Bonifatiuskerk in Elsene en van 1900 tot 1921 ook in de kerk van de Karmelieten in Elsene. Zijn vakbekwaamheid en zijn virtuositeit als organist was in heel België bekend.

Van 1909 tot 1920 werkte hij als professor in harmonieleer aan het Koninklijk Vlaams Muziek-Conservatorium te Antwerpen. Daarna werkte hij tot 1930 aan het Koninklijk Muziek-Conservatorium te Brussel. Hij was tevens directeur van het Stedelijk Conservatorium te Mechelen van 1921 tot 1930.

Lees verder

Charles August de Bériot – Vioolconcert nr. 7

klassische-musikCharles Auguste de Bériot (Leuven, 20 februari 1802 – Brussel, 8 april 1870, hij werd begraven op de begraafplaats van Laken) was een Belgische violist.

Charles-Auguste de Bériot werd geboren in een adellijke familie in Leuven. Hij kreeg zijn eerste vioollessen van Jean-François Tiby, die in 1812, na het vroegtijdig overlijden van de Bériots ouders, het voogdijschap over de jongen op zich nam.

Op negenjarige leeftijd trad de Bériot reeds op voor publiek met een concerto van Giovanni Battista Viotti. Op aanraden van de violist André Robberechts en met steun van Viotti, trok hij op 19-jarige leeftijd naar het Conservatorium van Parijs, waar hij vioolles volgde bij Pierre Baillot. Deze hield echter niet van de Bériots technisch excentrieke stijl, en na korte tijd zegde de Bériot het Conservatorium vaarwel.

De volgende jaren trad de Bériot vooral op in Parijs, Londen en de Nederlanden. In 1824 werd hij hofviolist van koning Charles X van Frankrijk en kreeg hij de titel ‘Violon de la chambre de S.M. le Roi de France’. Of hij deze laatste titel ook werkelijk kreeg is niet duidelijk: verschillende bronnen spreken elkaar daarover tegen. Enkele jaren later, in 1827, verkreeg hij wel de titel van kamervirtuoos van koning Willem I der Nederlanden, een ambt dat hij tot 1830 zou uitvoeren.

In 1827 ontmoette Charles de Bériot voor de eerste keer Maria de la Felicidad García, een beroemde mezzosopraan, beter bekend onder de naam van haar toenmalige echtgenoot Malibran. In 1830 vestigden ze zich in Parijs, en maakten ze samen concertreizen door Frankrijk, België, Engeland en Italië. In 1836 scheidde ‘La Malibran’ van haar echtgenoot en huwde ze de Bériot, maar nog datzelfde jaar overleed ze ten gevolge van complicaties na een val van haar paard. De Bériot trok zich terug uit het concertleven om voor hun zoon Charles-Wilfrid te zorgen. Pas een jaar na de dood van zijn vrouw trad hij voor het eerst terug op in het stadhuis van Brussel en ondernam hij een concerttour door Oostenrijk en Italië, samen met zangeres Pauline García, de jongere zus van zijn overleden echtgenote.

Na zijn tweede huwelijk in 1840, met Maria Huber, de dochter van een Oostenrijks magistraat, vestigde de Bériot zich in Sint-Joost-ten-Node en beperkte hij zijn concertreizen. Zijn huis werd het middelpunt van het door hem opgerichte ensemble ‘Cercle des arts’, dat regelmatig kamermuziekconcerten uitvoerde.

In 1842 wordt hij gevraagd als opvolger van Baillot aan het Parijse Conservatorium. Of de Bériot deze functie aangenomen of geweigerd heeft, spreken verschillende bronnen elkaar tegen, maar in datzelfde jaar zal hem ook een aanstelling aan het Conservatorium van Brussel aangeboden worden. De Bériot aanvaardt deze functie, richt er een bloeiende vioolschool op en blijft er tot 1852 les geven. Voordien had hij al privéonderricht gegeven: zo ontdekte hij in 1828 Henry Vieuxtemps, waarop hij besloot om de toen achtjarige jongen gratis vioolonderricht te geven.

In 1852 moet de Bériot ontslag nemen aan het Brusselse Conservatorium wegens een ernstige oogkwaal. Zes jaar later wordt hij volledig blind. In deze periode schrijft de Bériot aan zijn Méthode de violon, en ondanks zijn blindheid blijft hij ook als violist actief. In 1859 ontvangt hij een uitnodiging van de Russische violist prins Nikolaj B. Yusupov en zal hij enkele maanden in Sint-Petersburg verblijven. Wanneer de Bériot in 1866 verlamd raakt aan zijn linkerarm, is zijn carrière als violist voorbij.

Charles-August de Bériot wordt beschouwd als één van de grootste violisten uit zijn tijd en als één van de grondleggers van de Belgische vioolschool, waartoe later ook Eugène Ysaÿe behoorde. Het virtuoze vioolspel van Paganini voegt de Bériot samen met typische karakteristieken van de Franse vioolschool zoals elegantie, gratie, juistheid en zuivere intonatie. Deze kenmerken zijn reeds terug te vinden in de Bériots eerste vioolconcert, met zijn talrijke briljante effecten.

Hij schreef bijna uitsluitend werken voor zijn eigen instrument, onder meer tien vioolconcerten en tal van variatiereeksen voor viool en piano op beroemde operamotieven. De Bériot componeerde vaak samen met klaviervirtuozen, zoals zijn zoon Charles-Wilfrid de Bériot, Sigismund Thalberg, Georges Osborne en Benoit-Constant Fauconier. Als pedagoog componeerde hij verschillende verzamelingen Etudes en de pedagogische werken Méthode de violon (1858) en École transcendante du violon (1867).

 

 

Frederic Devreese – Benvenuta Suite nr. 1

klassische-musikFrédéric (Frederik) Devreese (Amsterdam 2 juni 1929) is een Belgische componist en dirigent. Hij is de zoon van de bekende dirigent en componist Godfried Devreese.

Natuurlijk kreeg hij de eerste muziekles van zijn vader, die ook directeur van het Muziekconservatorium te Mechelen was. Aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel volgde hij de compositieklas van Marcel Poot en orkestdirectie studeerde hij bij René Defossez. Na zijn militaire dienst voltooide hij zijn studies aan het Sweelink-Conservatorium te Amsterdam in de vakken contrapunt en fuga o.a. bij Ernest Willem Mulder. Maar hij had nog niet genoeg van studeren, daarom ging hij naar Rome aan de beroemde Accademia Nazionale di Santa Cecilia en studeerde daar bij Ildebrando Pizzetti en Fernando Previtali. Aansluitend ging hij aan de Staatliche Musikakadmie in Wenen, waar hij 1956 bij Hans Swarowsky zijn diploma voor orkestdirectie behaalde.

In 1958 werkte hij bij de BRT en realiseerde aanvankelijk televisie-uitzendingen van de Wereldtentoonstellingen in Brussel. Na verschillende functies werd hij producent en dirigent bij de BRT. Van 1965 tot 1974 was hij eveneens leraar aan het Rijksinstituut voor theater en cultuurverbreiding in Brussel.

Als dirigent van verschillende orkesten, o.a. het Belgisch Jeugdorkest en initiatiefnemer van speciale televisieproducties, heeft hij zich steeds voor jonge musici ingezet.

Hij is al vroeg beginnen componeren. In 1949 kreeg hij voor zijn eerste pianoconcert de prijs van de stad Oostende. Zijn oeuvre is heel veelzijdig.

In 1983 was zijn Vierde Pianoconcerto het verplichte werk van de Internationale Muziekwedstrijd Koningin Elisabeth; zijn Ostinati was het verplichte werk in de internationale Adolphe Sax Competitie te Dinant (1998). Voor de tv-opera Willem van Saeftinghe ontving hij de Italiaprijs (1964). Voor zijn filmmuziek, ‘Het Sacrament’ van Hugo Claus en ‘L’oeuvre au Noir’ van André Delvaux de Plateauprijs en voor ‘La Partie d’échecs’ van Yves Hanchart de George Delerueprijs. In 2006 ontving Devreese de Klara carrièreprijs.

Vraaggesprek F. Devreese

Jan Blockx – Vlaamse dansen

klassische-musikJoannes Josephus (Jan) Blockx (Antwerpen, 25 januari 1851 – Kapellenbos nabij Antwerpen, 26 mei 1912) was een Belgische componist en musicus

Hij  studeerde aan de Vlaamsche Muziekschool van Antwerpen bij Frans Aerts (piano), Joseph Callaerts (orgel) en Peter Benoit (harmonie, contrapunt en fuga, compositie).

Blockx werd algemeen beschouwd als Benoits favoriete leerling en als zijn opvolger. Toch wou hij zich onafhankelijk van Benoit opstellen en ook los van de Vlaamse muziekbeweging ontwikkelen. Op aanraden van Jan van Beers trok hij daarom in 1879 naar Leipzig, waar hij bij Carl Reinecke studeerde en contacten had met Eduard Grieg.

In tegenstelling tot Benoit had Blockx met zijn muziek geen volksverheffende intenties en richtte hij zich eerder tot de burgerij in de concertzaal en de opera dan tot het volk tijdens openluchtuitvoeringen. Door het internationale succes van zijn opera’s droeg componist Jan Blockx bij tot de verspreiding van de Vlaamse muziek. Blockx kende zijn muziek echter geen volksopvoedende taak toe en was daarom binnen de Vlaamse muziekbeweging zeer gecontesteerd.

Blockx schreef verschillende symfonische werken, waarvan enkele met Vlaamse onderwerpen, zoals de populaire Vlaamse dansen (1884), maar hij is ook de componist van meer abstracte werken als Symfonie in D (1885), Symfonisch drieluik (1905) en Suite in den ouden vorm (1907). Het was echter vooral met zijn romantisch-realistische opera’s dat Blockx succes zou hebben. Zijn succesopera’s Herbergprinses (1896) en Bruid der zee (1901), beide op libretto’s van Nestor de Tière, werden opgevoerd tot in Zuid-Afrika en de Verenigde Staten toe.

Niettegenstaande hij met deze opera’s veel betekend heeft voor de internationale verspreiding van de Vlaamse muziek en er de jonge Vlaamse Opera mee van het bankroet heeft gered, kreeg hij vanuit flamingantische hoek scherpe verwijten vanwege zijn verbintenissen met de Parijse muziekuitgeverij Heugel. Er ontstond een ware anti-Blockxcampagne, waarvan vooral Edward Keurvels op de achtergrond de animator was. Dat Heugel in de partituur van Herbergprinses alleen de Franse tekst had afgedrukt, dat hij aan Blockx een Franse librettist had opgedrongen voor zijn opera Thijl Uilenspiegel en dat hij bovendien aangedrongen had om deze opera op 16 januari 1900 in de Brusselse Muntschouwburg in het Frans te creëren, twee dagen voor de Antwerpse première, werd beschouwd als een verloochening van de Vlaamse muziekbeweging.

Daarenboven werd Blockx ervan beschuldigd dat hij Benoit tegenwerkte in zijn strijd voor een koninklijk conservatorium. Toch schreef Blockx ook nog sporadisch gelegenheidswerken voor de Vlaamse Beweging (Hulde aan Conscience, Klokke Roeland) en bleef hij als repetent meewerken aan de grote uitvoeringen van Benoits cantates en oratoria. En als leraar harmonie (vanaf 1885) was hij medeverantwoordelijk voor de opleiding van een nieuwe generatie Vlaamse componisten (met onder anderen Lodewijk Mortelmans, Julius Schrey en Flor Alpaerts).

Dit alles belette niet dat in 1901 zijn benoeming tot conservatoriumdirecteur als opvolger van Benoit fel werd gecontesteerd. En niettegenstaande hij het conservatorium verder in de geest van Benoits leerplan uitbouwde, bleef de hetze voortduren. Naar aanleiding van de creatie in 1908 van zijn opera Baldie (opnieuw op een libretto van De Tière) publiceerde Jef van Hoof samen met enkele gelijkgezinde vrienden twee nummers van het krantje De Ploege, waarin ze Blockx een onwaardige opvolger van Benoit noemden.

Victor Resseler beweerde in twee pamfletten dat Blockx thema’s uit Herbergprinses van Benoit had overgeschreven en dat hij met immorele libretto’s en vulgaire muziek de smaak van het publiek verknoeide. Alleen buiten Antwerpen kreeg Blockx steun van onder anderen Florimond van Duyse en Paul Gilson. Blockx’ carrière is symptomatisch voor de evolutie van de Vlaamse muziekbeweging. Als eerste leerling van Benoits school behaalde hij internationale successen en dit met composities die doordrongen zijn van de eigen volksmuziek. Maar voor de Benoit-aanhangers woog dat niet op tegen het feit dat hij zich niet hield aan de strikte taalregels van Benoit.

Meer over Jan Blockx       –         Conservatorium in beeld

 

Franck César – Ce qu’on entend sur la montagne

klassische-musikCésar-Auguste-Jean-Guillaume-Hubert Franck (Luik, 10 december 1822 – Parijs, 8 november 1890) was een Belgisch/Frans componist, pianist, organist, dirigent en muziekpedagoog die in Luik werd geboren toen deze stad onderdeel was van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hij bracht het grootste deel van zijn leven door in Parijs en werd al in 1837, na enkele jaren Belgisch staatsburger te zijn geweest (en daarvoor Nederlands staatsburger), genaturaliseerd tot Fransman.

César Francks familie was afkomstig uit Neutraal Moresnet. Zijn moeder Marie-Cathérine-Barbe Frings werd geboren in Aken. Zijn vader, de bankier Nicolas-Joseph Franck, kwam uit het dorp Gemmenich in het Hertogdom Limburg.

In 1830 schreef zijn vader de jonge Franck (8 jaar) in aan het conservatorium van Luik, waar hij in 1834 de eerste prijs won in solfège en piano. Van 1833 tot 1835 studeerde hij harmonieleer bij Dassoigne (een neef van Etienne Nicolas Méhul), die les gaf aan het Conservatoire de Paris. Vanwege de muzikale successen die zijn zoon oogstte, organiseerde zijn vader in 1835 een reeks concerten in Luik, Brussel en Aken.

Datzelfde jaar verhuisde het gezin naar Parijs, waar Franck (inmiddels 13 jaar) leerling werd van Antoine Reicha. Weer won hij de eerste prijs voor piano (1838) en contrapunt (1839). Om ervoor te zorgen dat Franck zich kon wijden aan een loopbaan als virtuoos in België, haalde zijn vader hem in 1842 van het conservatorium, zodat hij niet naar de prestigieuze Prix de Rome kon meedingen. Franck componeerde al in die tijd veel, publiceerde in 1843 drie trio’s voor piano, viool en cello en begon aan zijn eerste compositie in grote stijl, het oratorium Ruth  dat in 1845 voltooid werd.

In 1845 brak Franck met zijn vader en keerde hij terug naar Parijs, waar hij het symfonisch gedicht Ce qu’on entend sur la montagne componeerde. Eerder werkte hij aan zijn komische opera Le valet de ferme. In 1853 werd hij vaste organist, na dit korte tijd bij de Église Notre-Dame-de-Lorette te zijn geweest, van de Église Saint-Jean-Saint-François du Marais. Geïnspireerd door het spel van Jacques-Nicolas Lemmens verbeterde hij zijn pedaalgebruik en ontwikkelde hij een zeer persoonlijk geaarde improvisatiewijze waarin hang naar het mystieke en naar het verhevene hoofdkenmerken waren.

In 1859 werd hij organist van de nieuwe Église Sainte-Clotilde, het eerste neogotische kerkgebouw van Frankrijk, waar hij op 1 december een van de mooiste instrumenten van de orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll inwijdde. Tot aan zijn dood bleef hij daar organist. In februari 1872 begon hij als docent orgelspel aan het Conservatoire de Paris als opvolger van François Benoist. Een van zijn leerlingen was Vincent d’Indy, die later een biografie zou schrijven waarin hij zijn oud-leraar op een vrij lyrische toon verheerlijkte. D’Indy zou zich zijn leven lang opwerpen als de meest fervente verdediger van Francks muzikale erfenis.

Voor piano componeerde Franck na zijn radicale breuk met zijn vader eigenlijk maar heel weinig. Zijn Prélude, choral et fugue geldt echter als een van de hoogtepunten van de gehele 19e-eeuwse, romantische pianoliteratuur. Hiernaast componeerde hij veel instrumentale kamermuziek, waaronder acht trio’s voor piano, viool en cello, een pianokwintet, een pianosextet, een strijkkwartet en twee sonates voor viool en piano.

Verder componeerde Franck liederen (‘Mélodies’) voor zangstem met piano, kerkmuziek voor koor en orgel die bestemd was voor de Rooms-katholieke liturgie, vier opera’s, oratoria waaronder zijn groot-opgezette Les Béatitudes, cantates en wereldlijke koormuziek.

Tevens componeerde hij vijf symfonische gedichten voor orkest, twee concerten en vier variatiewerken voor piano en orkest waarvan het late Variations symphoniques het bekendste is, evenals drie symfonieën.

Francks drie cycli met composities voor het orgel gelden zonder uitzondering als hoogtepunten van het gehele romantische orgelrepertoire. De Trois Chorals zijn zijn laatste composities zonder meer. De drie werken werden voltooid in september 1890, zes weken voor zijn dood en ontstonden op verzoek van zijn vriend de Parijse muziekuitgever Auguste Durand.

Het Legioen van Eer werd hem verleend in 1885. Later werd hij oprichter en voorzitter van de vooraanstaande Société nationale de musique.

In 1890 werd hij aangereden door een omnibus. Hij bleef maandenlang met inwendig letsel doorwerken en overleed tenslotte, ernstig verzwakt, aan griep. César Franck werd begraven op het Cimetière du Montparnasse (26e division).

Componisten.net

https://youtu.be/KmX-F5lUGGQ

Henri François Joseph Vieuxtemps – Vioolconcert nr. 4

klassische-musikHenri François Joseph Vieuxtemps werd geboren in Verviers op 17/02/1820 (toen een deel van de Nederlanden), als zoon van een wever en amateur violist en vioolbouwer. Hij ontving zijn eerste vioolles van zijn vader en een lokale leraar en gaf zijn eerste openbaar optreden op de leeftijd van zes, met een  concerto van Pierre Rode.

Al snel gaf hij diverse concerten in de omliggende steden, waaronder Luik en Brussel , waar hij de violist Charles Auguste de Bériot ontmoette die hem verder onderricht gaf. In 1829 nam Bériot  hem mee naar Parijs waar hij een succesvol concertdebuut maakte  opnieuw met een concert van Rode. Maar hij moest het jaar daarop terugkeren naar Brussel vanwege de juli Revolutie en Bériot’s huwelijk met zijn minnares Maria Malibrane.  Terug in Brussel, legde Vieuxtemps zich toe op de verdere ontwikkeling van zijn viooltechniek en verdiepte hij zich in zijn muzikaliteit door samen te spelen met de diep muzikale mezzosopraan Oauline Viardot, Malibran’s zus. Een rondreis door Duitsland in 1833 leverde hem de vriendschap op van Louis Spohr en Robert Schumann, die de jongen vergeleek met Niccolo Paganini . Tijdens de volgende tien jaar bezocht hij verschillende Europese steden waar hij niet alleen  indruk maakte met zijn virtuositeit bij het publiek, maar ook bij bekende muzikanten zoals Hector Berlioz en Paganini zelf, die hij bij zijn debuut in Londen ontmoet in 1834.

Verviers

Maar hij wilde ook componist worden en volgde lessen bij de gerespecteerde Simon Sechter in Wenen en van 1835-1836 studeerde hij compositie bij Anton Reicha in Parijs. Zijn eerste vioolconcert, later gepubliceerd als Concerto No. 2, dateert uit deze tijd.

Vieuxtemps’s Violin Concerto No. 1 werd toegejuicht toen hij het in Sint Petersburg speelde tijdens zijn tweede bezoek in 1840 en in Parijs het jaar daarop; Berlioz vond het “een prachtige symfonie voor viool en orkest”. Hij vestigde zich in Parijs en bleef met groot succes componeren met uitvoeringen over heel Europa. Met de pianist Sigismond Thalberg , concerteerde hij in de Verenigde Staten. Hij werd vooral bewonderd in Rusland , waar hij permanent verbleef tussen 1846 en 1851 als  muzikant van tsaar Nicolaas I en solist in het Imperial Theatre. Hij stichtte de vioolschool van het Sint-Petersburg Conservatorium en leidde de vorming van een “Russische school” voor violisten. In 1871 keerde hij terug naar zijn geboorteland en aanvaardde het hoogleraarschap aan het Conservatorium van Brussel, waar zijn meest illustere leerling Eugène Ysaye was .

Een beroerte verlamde zijn rechterarm twee jaar later en hij verhuisde opnieuw naar Parijs. Een tweede beroerte in 1879 bracht een einde aan zijn carrière als violist. Hij bracht zijn laatste jaren door in een sanatorium in Mustapha Supérieur, Algerije, waar hij op 6 juni 1881 overleed.

Orlando di Lasso – Lagrime di San Pietro – Psalmi Davidis Poenitentiales

klassische-musikOrlando di Lasso (Mons, 1532 – München, 14 juni 1594) was een van de productiefste componisten aller tijden. Hij is ook bekend als Orlandus Lassus, Roland de Lassus of Roland de Lâtre.

Raoul de Lâtre was koorknaap aan de Sint-Nicolaaskerk te Bergen. De vice-koning van Sicilië nam de jongen, na toestemming van zijn ouders, mee naar Italië. Hij bleef daar onder de naam Orlando di Lasso tot 1550. Nadat hij de baard in de keel had gekregen werd hem een aanstelling in Parijs aangeboden. Vervolgens werd hij in 1553 kapelmeester van Sint Jan van Lateranen in Rome. Hij reisde door Frankrijk en Engeland en bleef in 1555 hangen in Antwerpen. Hier publiceerde hij zijn eerste vierstemmige madrigalen, gelijktijdig met de publicatie van zijn eerste vijfstemmige madrigalen in Venetië.

In 1556 benoemde hertog Albrecht V hem tot lid van de hofkapel te München, waarvan hij vier jaar later leider werd, en bleef dit tot zijn dood. Zijn laatste jaren werden gekenmerkt door melancholie, wellicht een gevolg van overmatig werken.

Di Lasso werd door tijdgenoten boven andere componisten gesteld, zoals blijkt uit bijnamen als Vorst der muziek en Belgische Orpheus. Hij is de grootmeester van het motet. Hij was bevriend met de Duitse kunstenaar Hans Mielich die motetten van di Lasso versierde.

Portraits d' Orlando di Lasso et de Hans Mielich, Mus. Ms. AI, folio 222. Droits réservés  BBS MDZ

Portret van Orlando di Lasso (l) en Hans Mielich (r) http://www.lavieb-aile.com/2015/05/autoportrait-de-hans-mielich-suite-le-mus-ms-a-i-et-ii.html

Orlando di Lasso schreef onder meer 53 vier- tot achtstemmige missen, 1250 twee- tot twaalfstemmige motetten, requiems, madrigalen, chansons en koorliederen.

In het voorwoord van zijn bundel Duitse liederen somt Lassus zijn oeuvre van wereldlijke liederen op: Franse chansons, Italiaanse madrigalen, Duitse en Nederlandse liederen. Die laatste zijn echter verloren gegaan.

Orlando di Lasso was het grootste deel van zijn muzikale loopbaan actief in München aan het hof van de Beierse hertogen. Bij hem vindt men alle facetten van het polyfone componeren van de Renaissance Nederlandse School (te begrijpen als componisten van de Lage Landen) en van de Venetianen terug. Zijn werken verklanken vooral bewogenheid en gevoeligheid.

München

Veel van zijn werken werden gedrukt en zijn in diverse uitgaven bewaard gebleven. De Bayerische Staatsbibliotheek te München bewaart handschriften en oude drukken van Di Lasso’s composities. Enkele van zijn bekendste composities zijn de Psalmi Davidis Poenitentiales (7 psalmen), de Lamentationes Hieremiae Prophetae (naar het Bijbelboek Klaagliederen), madrigalen op teksten uit de Canzoniere van Francesco Petrarca, en zijn zwanenzang, de Lagrime di San Pietro. Dirigent Philippe Herreweghe heeft veel werk van Di Lasso gedirigeerd.

https://youtu.be/-0cILFy2sW4

 

Jef Neve – A case of You – Could it be true – Formidable

klassische-musikJef Neve (Turnhout, 8 maart 1977) is een Belgische jazzpianist en componist.

Jef Neve deed middelbare studies, richting Latijn-Moderne Talen aan het Sint-Aloysiuscollege te Geel. Tegelijkertijd volgde hij pianoles aan de stedelijke muziekacademie van Geel bij Hugo Lefever. Verder studeerde hij aan het Lemmensinstituut te Leuven. In 2000 verkreeg hij het diploma van Meester in de muziek optie Jazz en van Meester in de muziek optie piano, beide cum laude. Hij specialiseerde in de finaliteit kamermuziek in 2001 eveneens cum laude. In 2002 werkte hij voor één jaar als pianist en componist voor de Contemporary Dance Company “Dathe” in Londen.In 2004 was hij “Artist in Residence” voor CC de Warande in Turnhout.

Naast zijn opleiding begon Jef al vroeg als actief muzikant in plaatselijke bandjes. In zijn tienerjaren speelde hij bij MR. ZEBEDEE, een populaire funkband waardoor hij in contact kwam met de jazz- en bluesmuziek. Ook als freelance pianist maakte hij deel uit van verscheidene muziekgroepen.

De componist speelde tevens bij het Pascal Schumacher Quartet waarmee hij twee albums maakte en op tournee ging in Australië en Zuid-Afrika.

Het Jef Neve Trio met Jef Neve (piano), Piet Verbist (contrabas) en Teun Verbruggen (drums) bracht drie cd’s met Jazz-composities van Neve uit. In al zijn composities klinken echo’s door van Brad Mehldau en Keith Jarett. In 2005 speelde het trio in het Bimhuis te Amsterdam, het meest toonaangevende jazzpodium van Nederland.

In oktober 2007 stond de (film)muziek van Jef Neve centraal op de World Soundtrack Awards te Gent, uitgevoerd door het Vlaams Radio Orkest (vandaag: Brussels Philharmonic) onder de leiding van Dirk Brossé. Begin 2009 toerde hij met het acteursechtpaar Anthe De Boeck en Rony Verbiest voor Tom Waits until Spring.

Ook in de klassieke muziek is Jef Neve actief. In 2005 werkte hij aan de Goldberg Variaties van J.S. Bach, die hij tijdens 2006 en 2007 verschillende malen heeft uitgevoerd. Hij geeft als solist regelmatig concerten met orkest, o.a. met de Flanders Philharmonic in een Gershwin programma.

In de zomer van 2007 kreeg hij een compositieopdracht van het Muziekcentrum De Bijloke in Gent, waarvoor hij zijn 1ste Pianoconcerto heeft geschreven. Dit werd in Mei 2009 in wereldpremière uitgevoerd met het Brussels Philharmonic o.l.v. Michel Tabachnik, in de Bijloke te Gent en in Flagey te Brussel, voor uitverkochte zalen.

Jef Neves 2e Pianoconcerto werd in Oktober 2012 in première uitgevoerd met het Brussels Philharmonic onder leiding van Andrew Litton. Neve zal tijdens het seizoen 2014-15 het concerto opnieuw uitvoeren in verschillende landen. Tevens zal er een opname worden gerealiseerd. De versie voor twee piano’s is ondertussen een eigen leven gaan leiden en werd samen met pianist Alexander Gurning reeds verscheidene malen uitgevoerd.

Van het VRK (Vlaams Radio Koor) kreeg hij een compositieopdracht voor een werk voor koor en piano dat begin 2010 werd uitgevoerd in een tiental zalen in België. Voor de kerstperiode 2012 creëerde Jef, opnieuw met het VRK, ‘Wintermoon’ dat meermaals werd uitgevoerd.

Tevens vormt Jef Neve een duo met pianist Liebrecht Vanbeckevoort in een project ‘klassiek & jazz’. Het duo was in 2012-13 op tournee met het programma “If Mozart and Monk were Brothers”.

Dirk Brossé – Tintin Prisoners of the Sun

klassische-musikDirk ridder Brossé (Gent, 18 februari 1960) is een belgisch componist, dirigent en trompettist.

Dirk Brossé is geboren in Gent, en opgegroeid in Heusden (Oost-Vlaanderen). Hij studeerde eerst aan de muziekacademie bij Georges Vanhoute, de trombonist van het Groot Harmonieorkest van de Belgische Gidsen uit Brussel, die hem belangrijke impulsen gaf om zich beroepshalve op de muziek te gaan toeleggen. Hij studeerde aan het Koninklijke Conservatorium te Gent, muziektheorie, harmonieleer, trompet en piano. Nadat hij de diploma’s had behaald, ging hij naar het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel, waar hij zijn studies in contrapunt en fuga voltooide. Verdere studies deed hij aan het Conservatorium in Maastricht, bij Anton Kersjes en Lucas Vis en orkestdirectie, aan het Conservatoire National de Région de Nice in Frankrijk en in Wenen, bij Julius Kalmar. De lessen van componisten François Glorieux, Frederik Devreese en Leonard Bernstein hebben een belangrijke invloed op hem gehad. Afsluitend studeerde hij dirigeren aan de Rheinische Musikhochschule te Keulen bij Volker Wangenheim , waar hij cum laude afstudeerde.

In 1974 en 1979 was hij als solotrompettist met de Nationale Jeugd-Brass-Band België en ook met het Nationaal Jeugdorkest van België in de Verenigde Staten. In 1981 begeleidde hij het Wereld Jeugdorkest op zijn concertreizen. Sinds 1984 heeft hij optredens als gastdirigent in Chicago, Wenen, Keulen en Amsterdam. Sinds 1999 is hij artistiek directeur van het Tokio International Music Festival en huisdirigent van het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent, waar hij dirigent is tijdens het gala van de World Soundtrack Awards. Hij stichtte het Trumpet Choir te Brussel.

Brossé is professor dirigeren en compositie aan het Koninklijke Conservatorium van Gent en is artistiek directeur van het Symfonie-Orkest van Brussel, alsook chef-dirigent van het Nationaal Jeugdorkest van België.

Hij werd door de Amerikaanse componist John Williams uitgekozen om de filmmuziek van Star Wars te dirigeren tijdens de wereldtournee ‘Star Wars, a musical journey’. Vanaf het seizoen 2010-2011 heeft Brossé de artistieke leiding van de Chamber Orchestra of Philadelphia.

Medio november 2014 raakte bekend dat Brossé de gouden erepenning van het Vlaams Parlement kreeg toegewezen, voor het genre film en musical.

Op 8 juli 2013 werd aan Brossé erfelijke adeldom verleend met de persoonlijke titel van ridder.

Naast werken voor orkest, schrijft hij ook diverse werken voor harmonie- en fanfareorkest waaronder in 2002 Tintin – Prisoners of the Sun

https://youtu.be/gvBGZhGa5mg