Franz Schubert – Symfonie nr. 8 – “Die Unvollendete”

klassische-musikDe Symfonie in b-klein, D 759, met bijnaam Die Unvollendete (de onvoltooide), is een symfonie van Franz Peter Schubert.

Het werk heeft naar de actuele stand van onderzoek nr. 7 in de reeks Schubertsymfonieën. Dit was niet altijd zo: vroeger werd de symfonie als nr. 8 aangeduid. Ook op veel cd’s wordt hij als nr. 8 geteld.

De symfonie kent twee delen:

  1. Allegro moderato
  2. Andante con moto

Van een gepland 3e deel (Scherzo (Allegro) – Trio) heeft Schubert alleen de eerste 20 maten georkestreerd. Het als klavieruittreksel genoteerde particel van dit deel breekt af in de 16e maat van het Trio.

1e deel

Het eerste deel begint met een zeer zacht (pp) unisono-motief van de celli en contrabassen. Doordat deze lijn op de dominant (Fis) eindigt ontstaat het idee van een vragende zin. Het antwoord bestaat uit een duister klinkende zestiendenbeweging van de violen, waarboven het hoofdthema in de hobo en klarinet klinkt.

Na een voor een symfonie ongebruikelijk korte overgangsgroep moduleert het geheel van b-klein naar g-groot. Het dan klinkende thema is van een geheimzinnige karakter, en heeft gezorgd voor de grote populariteit van de symfonie. De melodie is landelijk, en reminisceert aan een volkslied. Aangezet door de celli klinkt ze vervolgens in de violen, waarna een generale pauze volgt. Aansluitend aan het neventhema in g-groot volgt een regelrecht gat (het thema breekt plotseling af). Hierop breken de strijkers door met dramatische accenten en tremoli, als laag over dissonanten in de blazersgroep. Opnieuw klinkt het neventhema, maar nu in diverse mineur-modulaties, en vervolgens weer in D-majeur, en deze keer ook in de blazersgroep. Hier eindigt de expositie, die herhaald wordt. Daarna volgt de doorwerking. Hier hoort men alleen het openingsmotief. In de reprise worden alle thema’s nog eens in opbouw naar de afsluiting van het eerste deel gebruikt. Het gehele deel volgt dus de sonatevorm.

2e deel

Dit deel heeft Schubert in groot contrast met het eerste deel geschreven. De toonsoort is E-groot, het karakter vrolijk, trots en stevig. De tegenstelling met het duistere eerste deel is evident. In de expositie klinken 3 thema’s die steeds herhaald worden. Terwijl het eerste thema langzame gestreken baslijnen bevat, verandert het tweede deel geleidelijk van een aanvankelijk rustig naturel stukje muziek in een pompeus fortissimo.

Geschiedenis

Schubert werkte in 1822 aan de symfonie. Waarom hij op een gegeven moment stopte met het werken aan deze compositie die doorgaans 4 delen zou gaan bevatten is niet bekend. Wel heeft Schubert de twee delen in 1823 aangeboden aan de Steiermärkischen Musikverein als “een van mijn symfonieën in partituur”, wat erop wijzen kan dat Schubert zelf het in tweedelige vorm wellicht toch als voltooid beschouwde.

Het werk raakte aanvankelijk in de vergetelheid en werd pas op 17 december 1865 door Johann von Herbeck in de Wiener Hofburg als première uitgevoerd. omdat toen de later ontstane ‘Grote Symfonie in C-groot’ al als nummer 7 was gepubliceerd kreeg de ‘Onvoltooide’ nummer 8. Pas in de nieuwste editie uit 1978 van de Deutsch-Verzeichnis wordt de chronologie hersteld, waardoor de nummers 7 en 8 weer verwisseld werden.

De reden waarom de symfonie ‘onvoltooid’ bleef, is tegenwoordig nog onderwerp van vele studies, en twistpunt tussen musicologen. Er is een theorie die stelt dat Schubert geen noodzaak zag voor een 3e en 4e deel, omdat hij alles al in de eerste 2 delen had samengebald. Dit zou echter betekenen dat Schubert breekt met de vaste structuur van de 3- of 4-delige symfonische traditie, iets dat als brug tussen klassieke tijd en romantiek gezien zou kunnen worden. Deze theorie is echter sterk omstreden.

Pogingen tot voltooiing

In 1928, ter gelegenheid van de 100e sterfdag van Schubert organiseerde de Columbia Graphophone Company in Engeland een wedstrijd om de symfonie te voltooien. Pianist Frank Merrick won deze wedstrijd, en zijn Scherzo en Finale werden uitgevoerd en opgenomen. Deze twee delen raakten echter in de vergetelheid. Recenter, rond 1980, heeft de Britse musicoloog Brian Newbould een andere voltooiing voorgesteld, waarin hij Schuberts eigen schetsen van het scherzo (het trio moest gecompleteerd worden) en de entr’acte muziek uit de opera Rosamunde verwerkte.

De entr’acte muziek van Rosamunde is door enige musicologen lange tijd gezien als de Finale van de symfonie. De toonsoort b-mineur komt overeen, de instrumentatie is identiek, en de muzikale sfeer sluit goed aan bij de 2 delen van de symfonie. Indien deze entr’acte muziek werkelijk de Finale zou zijn heeft Schubert dit deel waarschijnlijk losgekoppeld van de symfonie en het voor andere doeleinden in Rosamunde gebruikt.

 

Lodewijk Mortelmans – Lente Idylle – Het Wielewaalt en Leeuwerkt – Morgenstemming

klassische-musikLodewijk Mortelmans (Antwerpen, 5 februari 1868 – aldaar, 24 juni 1952) was een Vlaams musicus, componist, muziekpedagoog, dirigent en organist. Hij is de vader van Ivo Mortelmans, eveneens componist, muziekpedagoog en dirigent

Mortelmans’ vader Karel was drukker en gaf zijn zoon de kans muziek te studeren op het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen bij Peter Benoit, Joseph Callaerts (orgel), Jan Blockx (harmonie) en Joseph Tilborghs (contrapunt en fuga). In 1893 werd hij op 25-jarige leeftijd laureaat van de Prix de Rome. Mortelmans was lid van de kunstgroepen De Scalden (samen met zijn broer Frans, die kunstschilder was), Studie en De Kapel. Hij onderhield ook contact met de redactieleden van Van Nu en Straks en deelde hun ideeën voor een Vlaamse gemeenschapskunst.

Hij werd in 1901 leraar compositie en in 1924 directeur van het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen. Onder zijn leerlingen vindt men o.a. Lodewijk De Vocht, Marinus De Jong, Flor Peeters en Oscar van Hemel.

Uit De Kapel (een licht anarchistische intellectuele vereniging in het hart van Antwerpen), ontstaan dankzij de steun van mecenas François Franck, groeide in 1903 de Maatschappij der Nieuwe Concerten te Antwerpen onder leiding van Lodewijk Mortelmans. Dit was in de vooroorlogse periode een Europees toporkest. Beroemde gastdirigenten als Gustav Mahler, Siegfried Wagner, Hans Richter, Richard Strauss en Sergej Rachmaninov traden met dit ensemble op. Ook wereldbefaamde solisten als Pablo de Sarasate, Jacques Thibaud, Pablo Casals en Fritz Kreiler speelden er onder zijn leiding. Zelf ondernam hij als dirigent een succesrijke tournee in de Verenigde Staten, waar hem in 1917 de leiding van het Boston Symphonic Orchestra werd aangeboden. Hij sloeg dit af omdat hij kort daarvoor zijn vrouw en twee kinderen had verloren. Hij wilde in België blijven bij zijn overige vijf kinderen.

Behalve componist en muziekpedagoog, was Lodewijk Mortelmans ook organisator en zakenman. Hij stond mee aan de wieg van NAVEA, het huidige SABAM (stamnummer 1), de vereniging die in België de materiële belangen van artiesten verdedigt. Hij stichtte mee de Eugène Ysaÿe-wedstrijd voor viool, de huidige Koningin Elisabethwedstrijd.

Zowel in Nederland als in België werd Mortelmans’ werk erkend door hoge onderscheidingen. Hij overleed in 1952.

Lodewijk Mortelmans componeerde pianomuziek, orkestwerken en de symfonische gedichten, maar vooral liederen. Zijn bijnaam was dan ook “De Prins van het Vlaamse Kunstlied”. Heel wat gedichten van Guido Gezelle werden door hem op muziek gezet. In de tijdgeest behoort hij tot de laatromantiek, maar in zijn composities erkent men de invloed van de toenmalige Europese stromingen die hij aandachtig volgde en kende. Mortelmans schreef ook een opera, maar die was niet succesvol.

Men kan het huis Mortelmans bezoeken.  Neem een kijkje op www. http://www.lodewijkmortelmans.be/vzw_huis_mortelmans_nl.html


Peter Benoit – Piano Concerto

klassische-musikIn aanloop naar 11 juli besteden wij aandacht aan Vlaamse componisten.  Vandaag mag Peter Benoit zijn opwachting maken; volgende zondag komt Lodewijk Mortelmans aan de beurt.

Benoit kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader en studeerde nadien piano en orgel bij Pieter Carlier. Hij studeerde vanaf 1851 aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel bij directeur François-Joseph Fétis. In de vakken harmonieleer en compositie haalde hij het diploma in 1854 met een 1e prijs.

Benoit op 49-jarige leeftijd door Jan van Beers Jr.Nadien vervolmaakte hij zich verder in de orkestratie en de orkestdirectie bij Karel Lodewijk Hanssens, toenmalig directeur van de Muntschouwburg. Hij kreeg eveneens een 1e prijs in de befaamde wedstrijd Prix de Rome voor zijn cantate Le Meurtre d’Abel. In het jaar 1858 was hij in Duitsland, waar hij Keulen, ,Bonn, Leipzig, Dresden, Berlijn en Munchen bezocht. In 1862 verhuisde hij naar Parijs, waar hij dirigent werd van het door Jacques Offenbach geleide Théâtre des Bouffes Parisiens. Een jaar later nam hij reeds ontslag, en vestigde zich te Brussel (Sint-Joost-ten-Node). In 1867 werd hij directeur van de Vlaamse muziekschool, die in 1898 tot Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen opgewaardeerd werd. In 1890 stichtte hij het Nederlands Lyrisch Toneel dat in 1893 de Vlaamse Opera werd. Hij overleed te Antwerpen in 1901. De muziekschool in zijn geboortedorp Harelbeke werd naar hem genoemd.

Tot zijn leerlingen behoorden Lodewijk Mortelmans, Edward Keurvels, Emile Wambach en Jan Blockx. De laatstgenoemde was zijn opvolger als directeur van het conservatorium.

Peter Benoit heeft een opvallend praalgraf, naar een ontwerp van beeldhouwer Arthur Pierre. Het bevindt zich op de vermaarde Antwerpse begraafplaats Schoonselhof.

In navolging van Wagner creëerde Peter Benoit een muziekkunst die de eigen Vlaamse volksaard ten volle uitdrukte. Om zijn ideeën tegen het Belgische muziekestablishment te verdedigen, schreef Benoit als een van de eersten binnen de Europese beweging van het muzieknationalisme doorwrochte essays en polemieken. Het gebruik van de moedertaal in de muziekopvoeding beschouwde hij als essentieel. En omdat hij ervan overtuigd was dat de volksaard het zuiverst geconserveerd blijft in het volkslied, wilde hij zijn nieuwe Vlaamse muziek daarop baseren.

Hij pleitte onder andere voor een vernederlandsing van het muziekonderwijs, voor religieuze muziek in de volkstaal, voor een Vlaamse opera en een Vlaams festival, voor Vlaams muziektheater in kleine steden en voor culturele samenwerking met Nederland.

Met zijn volksgerichte composities is Peter Benoit er in geslaagd een groot publiek te bereiken. Maar zijn invloed als gangmaker van de Vlaamse muziekbeweging was zo intens, dat soms vergeten wordt dat hij ook de componist is van twee opmerkelijke concerto’s : het Concerto voor Piano (1865) en een Concerto voor Fluit (1866). Eigenlijk gaat het om symfonische gedichten, waarin solo-instrumenten een belangrijke rol opnemen.

Emilie Mayer – Symfonie nr. 7 in F-mineur

klassische-musikEmilie Luise Friderica Mayer (14 mei 1812, Friedland, Mecklenburg-Vorpommern – 10 april 1883, Berlijn) was een Duitse componiste van romantische muziek. Emilie Mayer begon haar compositorische studie relatief laat, maar ze was zeer productief. Ze schreef 8 symfonieën en ten minste 15 concert ouvertures, plus tal van kamermuziekstukken en liederen.

Emilie Mayer was het derde kind en de oudste dochter van een goedgesitueerde apotheker, Johann August Friedrich Mayer en Henrietta Carolina. Zij kreeg reeds op jonge leeftijd een muzikale opleiding en zelfs pianolessen.

Op 28 augustus 1840 nam haar leven een plotselinge wending toen Emilie Mayers vader zichzelf doodschoot, exact 26 jaar nadat hij Emilies moeder had ten grave gedragen.

In 1841 verhuisde ze naar de regionale hoofdstad Stettin (nu Szczecin, Polen) en begon ze met haar compositiestudie bij Carl Loewe, een voormalig student van Beethoven, en een belangrijke figuur in het muzikale leven van de stad.

In 1847, na de première van haar eerste twee symfonieën (C mineur en E mineur) door de Stettin Instrumental Society, verhuisde ze naar Berlijn om haar compositorische studies verder te zetten. In Berlijn, studeerde ze ook fuga en dubbele contrapunt met Adolf Bernhard Marx, en instrumentatie met Wilhelm Wieprecht.  In de hoofdstad werd haar muziek door gerenommeerde orkesten gespeeld.  Vooral haar Faust ouverture opende de deuren van de grootste concerthallen in heel Midden-Europa.  Koningin Elisabeth van Pruisen verleende haar een orde en de Philharmonische Gesellschaft van München verklaarde haar tot erelid.

Toen Emilie Mayer op 10 april 1883 stierf – ze was toen net 71 geworden – liet ze een omvangrijk oeuvre van liederen, concertouvertures, symfonieën, kamermuziek en pianostukken na.  Slechts weinig van deze werken werden voor het nageslacht behouden of zijn niet toegankelijk.  Men noemt haar liefkozend ‘de vrouwelijke Beethoven”. Dit jaar staat haar werk op het programma van de Mecklenburg-Vorpommern Festspiele.   Haar ‘vergeten werk’ mag niet langer in haar heimat onbekend blijven.

De 7de symfonie in F-mineur werd geschreven in 1856 en ging in première in april 1862.

 

Niccolo Paganini – Vioolconcert nr. 1

klassische-musikNiccolò Paganini (Genua, 27 oktober 1782 – Nice, 27 mei 1840) was een in het Italiaanse Genua geboren vioolvirtuoos en componist.

Op elfjarige leeftijd trad hij voor het eerst op als violist, na muziekonderricht van zijn vader te hebben genoten en les op gitaar zowel als viool. Vanaf 1797 reisde hij door Europa en trad op in onder andere Wenen en Parijs. Zijn bekendheid groeide hierdoor. In 1831 ging hij voor het eerst op tournee in Engeland.

Veel mensen geloofden dat Paganini een ‘duivelsviolist’ was. Paganini versterkte de legendevorming om zijn persoon door ‘s nachts op kerkhoven voor de doden te spelen. Hij had ook de gewoonte om voor een concert zijn gezicht wit te schminken om zo nog meer tot de verbeelding te spreken, als lijdend kunstenaar. Een mysterieuze ziekte zorgde voor nog meer mystificatie rondom zijn persoon. Hij leed namelijk aan het Marfan syndroom, hierdoor had hij zeer lange vingers.

In 1834 schreef Hector Berlioz op Paganini’s verzoek een compositie voor altviool en orkest, getiteld Harold in Italië, die Paganini echter nooit heeft uitgevoerd.

Niccolò Paganini overleed in Nice op 57-jarige leeftijd.

Het grootste deel van zijn leven bespeelde hij de viool Il Cannone.

Zijn oeuvre bevat onder meer 6 vioolconcerten, concertstukken voor viool en orkest, 12 sonata’s voor viool en gitaar, als ook de beroemde 24 Capriccio’s voor viool solo, studies voor viool, enzovoort.

Paganini en zijn werk hebben veel andere componisten geïnspireerd. Franz Liszt bijvoorbeeld, was gefascineerd door Paganini’s virtuositeit en streefde in zijn pianowerken en -uitvoeringen naar een gelijke perfectie. Sergei Rachmaninov schreef in 1934 een eendelig werk voor piano en orkest (Rapsodie op een thema van Paganini, op. 43) waarin 24 variaties op het thema uit Paganini’s Caprice in a mineur de revue passeren. Johannes Brahms componeerde op hetzelfde thema variaties voor piano solo.

Het Vioolconcert nr. ​​1, Op. 6 werd waarschijnlijk gecomponeerd tussen 1817 en 1818 en hieruit blijkt de technische hoogstandjes die Paganini had.

Het concert bestaat uit drie delen :

    1. Allegro maestoso – Tempo giusto
    2. Adagio
    3. Rondo. Allegro spirituoso – Un poco più presto

Jean Sibelius – 6de Symfonie

klassische-musikJohan “Jean” Julius Christian Sibelius (Hämeenlinna, 8 december 1865 – Järvenpää bij Helsinki, 20 september 1957) was een Fins componist, muziekpedagoog en dirigent. Hij was niet alleen de bekendste Finse componist, maar wordt ook beschouwd als de componist die de Finse identiteit het meest karakteriseert.

Jean Sibelius werd in 1865 geboren in een Fins-Zweedse familie.

Zijn bekendste werken zijn Finlandia, Valse Triste, het vioolconcert, de Karelia-suite en de Zwaan van Tuonela, een deel uit zijn Lemminkäinen-suite, maar hij schreef veel meer: zeven symfonieën, meer dan honderd liederen en geestelijke muziek. Sibelius liet zich sterk inspireren door de Kalevala, het Finse nationale epos, bijvoorbeeld in zijn koorsymfonie Kullervo. Ook verwerkte hij, geheel in de geest van het karelianisme, elementen van traditionele muziek uit Karelië in zijn werken.

Sibelius verklaarde de stijl van zijn latere werk door te stellen dat andere componisten zich bezighielden met het produceren van cocktails waar hij het publiek puur koud water aanbood.

Jean Sibelius.’s Symfonie nr. 6 in D minor, Opus104, werd in 1923 voltooid. De symfonie werd voor het eerst uitgevoerd door de Helsinki City Orchestra, onder leiding van de componist, op 19 februari 1923. Het werk is opgedragen aan de Zweedse componist Wilhelm Stenhammar.

Lees verder

Henry Purcell – Music for the Funeral of Queen Mary

klassische-musikHenry Purcell (Westminster, circa 1659 – Londen, 21 november 1695) was een Engelse componist van barokmuziek, wiens werk ook nu nog dikwijls wordt uitgevoerd en opgenomen. Zijn werk behoort tot het belangrijkste barokrepertoire. Hij was onder andere een leerling van de Engelse componist John Blow. Purcell schreef zowel kerkmuziek, toneelmuziek en instrumentale werken als liederen en (semi-opera’s). Henry was een zoon van hetzij Henry, hetzij Thomas Purcell, twee broers die beiden lid waren van de Chapel Royal, het koninklijk muziekensemble.

Purcell werd een populair componist van welkomstliederen voor vorstelijke personen en lofzangen (odes), waarvan de eerste, Welcome, Viceregent of the Mighty King, reeds in 1680 geschreven werd. Hij schreef in 1685 een kroningsode voor de kroning van Jacobus II, My Heart is Inditing, en bespeelde het orgel tijdens de kroning van Willem en Mary in 1689. Van Purcell zijn slechts vier korte orgelwerken bekend, de zogenaamde voluntaries. Hij schreef één doorgecomponeerde kameropera, Dido and Aeneas, alsmede vijf semi-opera’s, een term die door Roger North werd geïntroduceerd om te verwijzen naar een soort muziektheater waarin een compleet toneelstuk is verwerkt en die ook sterk beïnvloed is door de masque. Deze semi-opera’s zijn The Prophetess, or the History of Dioclesian, King Arthur, or the British Worthy, The Fairy-Queen, The Indian Queen en vermoedelijk The Tempest, or the Enchanted Isle.

Kort voor hij zelf overleed, schreef hij de aangrijpende muziek voor de rouwdienst van Koningin Mary (Funeral music for Queen Mary).

Queen Mary, de vrouw van William III, overleed in 1694, amper enkele maanden voor Purcell zelf. De muziek die Purcell voor haar begrafenis schreef omvat naast vier orkestrale nummers, die gekend staan onder de naam ‘Music for the Funeral of Queen Mary’, een zetting van de anthem ‘Thou knowest, Lord’. Deze tekst had Purcell ook al opgenomen in zijn driedelige ‘Funeral Sentences’, begrafenismuziek die hij op jonge leeftijd schreef. Purcell treft in deze werken de ideale emotionele toon: extreme dissonanten, ingetogen melodielijnen en sombere kleuren maken er pakkende meesterwerken van.


 

Hector Berlioz – Symfonie fantastique

klassische-musikDe Symphonie fantastique is een orkestwerk uit 1830 van Hector Berlioz. Het is zijn opus 14. De volledige naam van het werk was oorspronkelijk Épisode de la vie d’un artiste, symphonie fantastique en cinq parties (Episode uit het leven van een artiest, fantastische symfonie in vijf delen). De Symphonie fantastique geldt als een van de belangrijkste orkestwerken uit de negentiende eeuw.

De vijf delen van de symfonie zijn:

  1. Rêveries – Passions (Mijmeringen – Hartstochten)
  2. Un bal (Een bal)
  3. Scène aux champs (Scène op de velden)
  4. Marche au supplice (Gang naar het schavot)
  5. Songe d’une nuit du sabbat (Droom van een heksensabbat)

Lees verder

De laatste Oostfronters

De laatste Oostfronters: ‘Met 1.200 vertrekken en met 37 terugkomen: hoe kan je dan nog functioneren?’

Simon Demeulemeester Redacteur en Chef Opinie bij Knack.be

Chris Michel blikte voor zijn Koppen-reportage ‘De laatste Oostfronters’ met twee Oostfronters van 91 en 99 jaar terug op hun leven. ‘Ze hebben gevochten voor een land waar ze nooit meer geweest zijn.’

Journalist Chris Michel liet zich leiden door een centrale vraag: ‘Hoe voelt iemand zich aan het einde van zijn leven, als je op je zeventiende een keuze maakte die het normale leven beëindigde?’

‘De jongens die het Oostfront overleefden, kwamen in lichaam en ziel verminkt terug. Ze hebben nooit de eer gekregen die ze verwacht hadden. Als helden vertrokken, door meisjes met bloembossen uitgezwaaid, werden ze bij hun terugkomst in elkaar geslagen en in de gevangenis gegooid. Het land waar ze voor gingen vechten, hebben ze nooit meer gezien.’

Beide Oostfronters werden in 1945 ter dood veroordeeld. De ene vluchtte daarop meteen naar Duitsland. De ander zat eerst vijf jaar in een Belgische gevangenis, vooraleer naar Duitsland uit te wijken. Waar hij vijf jaar lang als clochard over straat zwierf. Michel: ‘Het leven van oud-Oostfronters was niet makkelijk: ze vonden geen werk, hun kinderen werden gepest, ze verloren burgerrechten…’

Geen trauma

Michel verbaasde zich over hoe verschillend de beide mannen omgingen met hun oorlogstrauma. ‘De ene man werd kwaad toen ik hem vroeg naar een trauma. Hij vond de vraag beledigend. Maar toen hij even later sprak over zijn dode vrienden, kwamen de tranen wel.’

Een historicus verklaarde die reactie aan Michel door erop te wijzen dat het toegeven van een trauma gelijkstaat aan het erkennen van een fout. ‘Voor hij die alles overboord gooit, is al die gruwel en het zware leven pas echt voor niets geweest.’

Zwaar betaald

Die man verklaarde dan ook dat hij vandaag hetzelfde zou doen als toen. De andere Oostfronter zei dat hij zwaar misleid was door de propaganda van de Duitsers, van de Kerk, de politieke leiders en de samenleving van toen, zegt Michel. ‘Hij was afkomstig uit een rijke Mechelse advocatenfamilie, zat aan de universiteit. Na de oorlog moest hij met zijn familie breken. Hij heeft die keuze zwaar betaald en zijn leven verknald, vond hij. Toch stak ook hij zijn verleden niet weg. Ze toonden hun medailles met hakenkruizen, die hingen zelfs in huis.’

Michel blijft zelf wel met een vraag zitten, zegt hij: ‘Die ene man is met 1.200 medesoldaten vertrokken naar Estland, slechts hij en 36 anderen zijn er levend uitgekomen. Van de 12.000 Vlaamse Oostfronters sneuvelden er 5.000. Ik blijf het onbegrijpelijk vinden hoe je dit alles kan meegemaakt hebben, en toch gewoon verder kan.’

De laatste Oostfronters, van Chris Michel, woensdag 29 mei op Canvas in Koppen

Vlaamse stem minder waard

Nu de stemmen zijn geteld, maken analisten de rekening op. Een opvallende conclusie is opnieuw dat een Vlaamse Kamerzetel enkele duizenden stemmen meer kost dan een Franstalige.

Met 248.000 stemmen behaalde het Vlaams Belang afgelopen zondag drie Kamerzetels. Langs Franstalige kant klokte Ecolo af op 222.000 stemmen en sleepte daarmee 6 zetels in de wacht. Naast de grendelgrondwet, de pariteit in de federale regering, de alarmbelprocedure en de bijzondere meerderheidswetten blijft ook de grote ongelijkheid bij de verdeling tussen Franstalige en Nederlandstalige Kamerzetels een oud zeer. Ook in het verleden maakte politicologen reeds brandhout van deze ongelijkheid.

Ongelijkheid

“Omzetting stemmen naar zetels in België blijft vreemd: CD&V 12% nationale stemmen = 18 zetels, PS 11% stemmen = 24 zetels.” Het was econoom Geert Noels die gisteren het bericht via Twitter de wereld instuurde en voor heel wat commotie zorgde op sociale media. Nochtans is het fenomeen niet nieuw. Terwijl Vlaanderen 63 procent van het totaal aantal stemmen levert, heeft het slechts recht op 58 procent van de zetels. De Waalse kiezers die 33 procent van het totaal aantal ‘Belgische’ kiezers vertegenwoordigen, hebben dan weer recht op 42 procent van de groene zitjes. Een ongelijkheid van zo maar eventjes 14 procent.

Belgisch

In 2010 maakte onderzoeker Edi Clijsters reeds de optelsom. Hij berekende dat een Vlaamse Kamerzetel gemiddeld 43.700 stemmen kostte; een Franstalige slechts 35.600. Het gaat hier om een aanfluiting van elke democratische logica en om een fundamentele onrechtvaardigheid die zal blijven bestaan zolang België bestaat.

#onafhankelijkheid  #België