Symfonie nr. 8 is een compositie van de Oostenrijkse componist Anton Bruckner.
Met de 8e symfonie beginnen opnieuw de problemen met diverse versies. Bruckner had de partituur – na het grote succes onder Levi met de 7e symfonie – opgestuurd naar Hermann Levi. Maar hij stuitte hier op wanbegrip. Radeloos en depressief stortte Bruckner zich in een vloed van omwerkingen, waarin hij niet alleen de 8e maar ook de 1e en 3e symfonie betrok.
De nieuwe versies van de 1e en 3e symfonie zijn naar de moderne inzichten volledig onnodig gebleken. Door het opnieuw bewerken van de 8e symfonie zou Bruckner de 9e symfonie niet kunnen voltooien.
De versie van 1887-1890 betreft veranderingen in de instrumentatie (het hout wordt drievoudig, de hoorns achtvoudig en de harpen dubbel bezet). Met de vier Wagnertuba’s leidt dit tot een karakteristiek donkere klankkleur.
Een beslissende structurele ingreep betreft de coda van het eerste deel. Dat was een apotheose; maar dat verkeert in de nieuwe versie in het negatieve: een dramatisch instorten van de muziek (die op bijvoorbeeld Mahler veel invloed had). Het scherzo van het Trio werd geheel opnieuw gecomponeerd. Bovendien werd de toonsoort van de climax van het Adagio van C groot naar Es groot veranderd, en werd het aantal bekkenslagen van zes (in twee paren van drie) op twee (per punt nog maar een bekkenslag) gereduceerd.
Het werk bestaat uit :
- I Allegro moderato
- II Scherzo: Allegro moderato – Trio: Allegro moderato
- III Adagio: feierlich langsam, aber nicht schleppend
- IV Finale: Feierlich, nicht schnell
Bruckner droeg de 8e symfonie op aan Keizer Franz Josef. Het verhaal gaat dat Bruckner bij een audiëntie steun heeft gevraagd bij de monarch tegen de gevreesde “paus onder de critici” Eduard Hanslick.