Alberto Evaristo Ginastera (Buenos Aires, 11 april 1916 – Genève, Zwitserland, 25 juni 1983) was een Argentijns componist en muziekpedagoog. Hij wordt wel beschouwd als de belangrijkste componist van Zuid-Amerika na Villa-Lobos. Astor Piazzolla is een van Ginastera’s leerlingen.
Als zoon van Catalaanse en Italiaanse emigranten leek hij voorbestemd voor een bestaan als agronoom of zakenman. Maar op 12-jarige leeftijd ging hij naar het Conservatorio de Música y Arte Escénico “Alberto Williams” en later naar het Conservatorio Nacional Superior de Música “Carlos López Buchardo” (IUNA), beide te Buenos Aires. Hij kreeg les van Athos Palma en studeerde in 1938 af met lof. Hij was toen al een opkomende ster, omdat hij in 1934 een eerste prijs van de Association “El Unisono” won en zijn ballet Panambí in 1937 in het Teatro Colón onder de dirigent Juan Jose Castro een geslaagde première had beleefd.
In 1942 kreeg hij een studiebeurs van de Amerikaanse Guggenheim Foundation en kon naar de Verenigde Staten van Amerika. Hij studeerde bij Aaron Copland in Tanglewood. Daar bleef hij tot 1945. Maar deze reis heeft zijn werken in de toekomst sterk beïnvloed. Teruggekomen in Buenos Aires stichtte hij samen met andere Argentijnse componisten de Liga de compositores de la Argentina (Vereniging van Argentijnse Componisten), het Conservatorio de Música y Arte Escénico de La Plata en het Latijns-Amerikaanse Centrum voor hogere muziekstudies aan het Instituto Di Tella te Buenos Aires.
Hij was decaan en (ere)professor aan de School voor kunst en muziekwetenschappen van de Ponteficia Universidad Católica Argentina Santa María de los Buenos Aires (Katholieke Universiteit van Argentinië) en professor aan de Universidad Nacional de La Plata (UNLP) te La Plata. In 1968 werd hij eredoctor van de Amerikaanse Yale-universiteit in New Haven, Connecticut. Hij is lid van de Academia Nacional de Bellas Artes van Argentinië. Verder was hij Oficial de la Orden de las Artes y las Letras del Gobierno de Francil, lid van de Academia Brasileira de Música en van de Facultad de ciencias Artes Musicales de la Universidad de Chile.
In 1970 vestigde hij zich in Europa. De symfonische rockgroep Emerson, Lake and Palmer bewerkte het vierde deel van Ginastera’s eerste pianoconcert op hun plaat Brain Salad Surgery (1973), wat zijn goedkeuring kon wegdragen.
In zijn eerste werken verwerkt hij de Argentijnse folklore (Panambí, Danzas Argentinas en Estancia). Maar zijn behandeling van volkse invloeden verandert in de loop der jaren. In de Variaciones Concertantes heeft hij de volksmuziek verwerkt zonder deze in zijn compositie te citeren en gebruikt hij moderne technieken. De Variaciones concertantes van 1953 zijn geïnspireerd door Bartóks Concert voor orkest waarin alle instrumenten soleren. De cello brengt het thema, dat begeleid wordt door de harp met de tonen van de losse snaren van de gauchogitaar (e-a-d-g-b-e). Over dit werk merkte Ginastera op, dat hij een Argentijnse atmosfeer wilde scheppen met eigen thematische en ritmische elementen, in plaats van folkloristisch materiaal. Sommige variaties zijn decoratief, andere vervormen het hoofdthema tot nieuwe thema’s. De Variaciones eindigen met een malambo (dans), een mengsel van 6/8- en 3/4-maat met een enkele keer een 7/8-maat erdoorheen. [1] In de late werken vanaf 1958 hoor je het neo-expressionisme naar voren komen (de opera Bomarzo, Popul Vuh para orquesta, tweede celloconcert).