Voeren: waar Vlamingen (opnieuw) thuis zijn
Dit jaar vierde de Voerstreek de vijftigste verjaardag van haar terugkeer naar Limburg en Vlaanderen. We hadden een gesprek met Guido Sweron. Hij stond van in het begin – ook in de meest letterlijke zin van het woord – op de Voerense barricaden en is dan ook een bevoorrecht getuige van de woelige geschiedenis die zijn streek de voorbije halve eeuw doormaakte. Hij was vele jaren lang de ambassadeur van de Vlaamse Voerenaars in de Vlaamse Beweging en stampte vrijwel eigenhandig het toerisme, dat een belangrijk wapen zou worden in de Vlaamse strijd om Voeren, uit de grond. Partijpolitiek is Sweron heel die tijd onafhankelijk gebleven en dat is hij ook vandaag nog.
We keren terug naar 1963, het jaar waarin de taalgrens definitief werd vastgelegd. De feiten zijn gekend: in ruil voor de overheveling van een twintigtal gemeenten naar Wallonië, verhuisden nagenoeg evenveel onmiskenbaar Nederlandstalige gemeenten die administratief deel uitmaakten van Waalse provincies, naar Vlaanderen.
De populaire stelling luidt dat de terugkeer van de zes Voerdorpen naar Vlaanderen werd ‘gecompenseerd’ met de overheveling van het West-Vlaamse Komen en Moeskroen naar Wallonië. Maar daar bleef het niet bij. Ook de dorpen van de Jekervallei – met name Bitsingen, Eben-Emaal, Rukkelingen, Wonk, Beurs en Glaaien – verhuisden van Limburg naar Luik, waardoor de Voerstreek als een Vlaams eiland in Wallonië kwam te liggen.
Zowel in Komen-Moeskroen als in de Jekervallei onderging de bevolking gedwee de overgang. In Voeren was dat echter niet het geval…
De terugkeer naar Vlaanderen botste in de zes dorpen op grote weerstand bij enkele leidende families die immers hun bevoorrechte politieke, economische en sociale relaties in het Luikse zagen verloren gaan. Zij slaagden erin hun achterban te mobiliseren tot verzet, dat kon rekenen op actieve steun vanuit Luik. Daar stond van Vlaamse kant weinig of niets tegenover. Limburg en Vlaanderen hebben, zeker in die eerste jaren, dan ook veel kansen gemist om Voeren daadwerkelijk in Vlaanderen te integreren.
Nochtans was de terugkeer naar Vlaanderen een logische zaak aangezien het Nederlands er de cultuurtaal was.
Dat was zeker zo. De Voerdorpen hebben, ook gedurende de 130 jaar dat ze deel uitmaakten van de provincie Luik, altijd hun onmiskenbaar Limburgse, Vlaamse karakter behouden. Tot 1963, het jaar waarin de zes Voerdorpjes terugkeerden naar Limburg, was er in Voeren van enig Franstalig verenigingsleven nagenoeg geen sprake en Franstalig onderwijs bestond hier zelfs helemaal niet!
In dat laatste kwam evenwel snel verandering. De Luiksgezinden grepen de faciliteitenregeling immers aan om in sneltempo eigen onderwijsinstellingen op poten te zetten en uit te bouwen.
Alhoewel ze in het dagelijkse leven veelal het Voerense dialect bleven gebruiken, stuurden ze hun kinderen voortaan naar een Franstalige school. Daardoor werd het fundament gelegd voor iets dat tot dan niet had bestaan: een Franstalige gemeenschap. Degenen die in deze instellingen school liepen, vormden de eerste generatie die effectief verfranst werd en het plaatselijke dialect – dat hoe dan ook een bindmiddel is – niet meer beheerste. Anders dan bij hun ouders, werd voor deze jongeren het Frans hun communicatiemiddel. De faciliteiten werden zo misbruikt voor ‘desintegratie’ in de plaats van integratie waarvoor ze door de wetgever waren bedoeld.
Eind 1977 werd door jongeren uit deze ontwortelde generatie de ‘Action Fouronnaise’ opgericht, met in haar schoot de knokploeg ‘Groupe Hérisson’ (egel, nvdr). Hun leider werd José Happart, een uit Wallonië ingeweken fruitboer. Voor de Vlaamse Voerenaars breekt een zware periode aan.
We kregen te maken met een regelrechte terreurcampagne, waarbij alles wat Vlaamsgezind was in Voeren, werd belaagd. Ruiten werden ingeslagen, gevels beklad, huisdieren afgemaakt, autobanden geperforeerd, vee verminkt, mensen in elkaar geslagen, graven geschonden, kinderen gemolesteerd, en ga zo maar door. God weet hoe dikwijls ze bij mij thuis en bij andere bekende Vlaamse Voerenaars de ruiten hebben ingegooid. Op mijn auto werd gedanst. En ik ben verschillende keren het ziekenhuis ingeslagen.
Deze toestanden riepen vanuit Vlaanderen een sterke reactie op en culmineerden in de grote Vlaamse ‘wandelingen’ van 1979 tot 1981. Die draaiden niet zelden uit op harde confrontaties met de toenmalige Rijkswacht en Luiksgezinde bendes, zoals we onlangs nog eens op televisiebeelden te zien kregen.
Het heeft me mateloos geërgerd dat dit zo ongeveer het enige beeld was dat we in bepaalde media naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van onze terugkeer naar Limburg te zien kregen. Alsof er hier de voorbije vijftig jaar niets anders – of niets positiefs – is gebeurd… Wat die wandelingen zelf betreft: er moest iets gebeuren! De steun die we van het officiële Vlaanderen niet kregen, gaf de Vlaamse Beweging ons wél. Hoe men het ook draait of keert: deze wandelingen hebben ervoor gezorgd dat de ‘kwestie Voeren’ onder de ruime aandacht werd gebracht. Daar ben ik de vele wandelaars die ons vanuit heel Vlaanderen een hart onder de riem kwamen steken, nog altijd dankbaar voor.
De verkiezingen van 1982 leverden voor ‘Retour à Liège’ tien zetels op en voor ‘Voerbelangen’ vijf. Happart stort zich nu volop in de politiek en trekt de beruchte Voerencarrousel op gang, die jaren zou aanslepen en zelfs regeringen ten val zou brengen. Aangezien zijn carrière geen grof geweld meer kan verdragen, neemt de terreur stilaan af, waarna ook de Vlaamse wandelingen stilvallen. De Vlaamsgezinde Voerenaars ontwikkelden ondertussen een nieuwe strategie. Wat moeten we ons daarbij concreet voorstellen?
Kijk, eind jaren zeventig was de Voerstreek vrijwel onbekend in Vlaanderen, maar dat was sinds de grote Voermarsen niet langer het geval. We konden van toen af met andere middelen actie voeren. Het is een zachte manier, maar een efficiënte. We hebben de naambekendheid die de Voerstreek had gekregen, gebruikt om Voeren op de toeristische kaart te zetten. We hebben, om zo te zeggen, via het ramptoerisme het echte toerisme opgestart. Langzaam maar zeker kwam de stroom toeristen uit Vlaanderen en Nederland zichtbaar op gang, wat zonder meer een troefkaart was – en nog steeds is. De Vlaams-Nederlandse toeristenstroom heeft op zijn manier de Nederlandstalige aanwezigheid in de streek versterkt, welvaart gecreëerd (toerisme is momenteel de grootste werkgever in Voeren, nvdr) én ervoor gezorgd dat Voeren sociaal en economisch uit het Luikse werd losgeweekt. De uitbouw van het toerisme gebeurde bovendien zonder de eigenheid van de streek in het gedrang te brengen, integendeel: het hielp de Voerenaar de unieke schoonheid van het eigen leefgebied en zijn patrimonium te zien. Het toerisme werd ook doelbewust op mensenmaat gehouden. Onze gemeente verdraagt immers geen grootschaligheid. Dankzij allerlei kleine initiatieven werd ons cultureel erfgoed bewaard.
Deze aanpak leverde uiteindelijk resultaat op, ook op politiek vlak.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1988 won de Vlaamse eenheidslijst ‘Voerbelangen’ er een zetel bij. Zes jaar later waren er dat al zeven. De kentering kwam er in 2000, toen de Vlaamse lijst ‘Voerbelangen’ voor het eerst de meerderheid veroverde in de gemeenteraad, die in 2006 en 2012 niet alleen werd bevestigd, maar ook uitgebreid. Momenteel bezet ‘Voerbelangen’ tien van de vijftien zetels in de Voerense gemeenteraad.
Met dank aan de Nederlanders…
Dat is slechts ten dele waar. Het is natuurlijk geen geheim dat de Nederlanders in grote meerderheid voor ‘Voerbelangen’ hebben gestemd en in niet onbelangrijke mate hebben bijgedragen aan de overwinning bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2000. Ondertussen heeft ‘Voerbelangen’ echter ook een meerderheid in de OCMW-raad (die in faciliteitengemeenten zoals Voeren rechtstreeks wordt verkozen, nvdr) en daarvoor stemmen de Nederlanders niet mee. Dat toont aan dat we er steeds meer Voerenaars hebben kunnen van overtuigen dat een Vlaamse meerderheid goed is voor het welzijn, de culturele ontplooiing, de milieuzorg en het toeristisch bedrijf in de streek.
Bijna twintig jaar geleden stelde u in een interview met dit blad dat de Vlaamse Voerenaars eigenlijk niets anders vroegen dan te kunnen leven als gewone Vlamingen. Lukt dat ondertussen?
We zijn er de voorbije jaren uiteraard met rasse schreden op vooruitgegaan, al zijn er nog heel wat ‘kleinere’ ongemakken. Wanneer wij een ziekenwagen bellen, worden wij automatisch naar een Franstalige kliniek gestuurd. De pakjesdienst van de NMBS bedeelt ons vanuit Luik: pakjes worden opgehaald en afgeleverd in het Frans, anders mag je zelf gaan. Ook het aanbod aan Vlaamse televisiezenders blijft nog altijd beperkt…
Is er ondertussen sprake van een nauwere integratie van de Luiksgezinden in de Vlaamse Voerstreek?
De opeenvolgende gemeenteraadsverkiezingen hebben het onmiskenbaar aangetoond en ook voormalige Luiksgezinden zijn tot de vaststelling gekomen dat een Vlaams bestuur ook voor hen een goede zaak is. Ondertussen blijft het natuurlijk zo dat we hier nog altijd in een gespleten gemeenschap leven. Net zoals elders in Vlaanderen, blijkt dat de faciliteiten de integratie niet bepaald in de hand hebben gewerkt. Zo kunnen Voerenaars die dat willen, nog altijd hun stem uitbrengen in het Franstalige Aubel of Visé-Wezet en een beroep doen op Waalse rechters, waardoor de band met Luik niet wordt doorgeknipt. Daarnaast subsidieert de Franse Gemeenschap hier nog altijd het Waalse cultuurcentrum, de Franstalige school en andere Franstalige initiatieven. Hoewel het hier gaat om een ontoelaatbaar optreden op Vlaams grondgebied, kiest een meerderheid in het Vlaams Parlement ervoor de zaak met de mantel der liefde – of is het de mantel der lafheid? – te bedekken. Dat is voor mij onbegrijpelijk.
Heeft u de vijftigste verjaardag van de terugkeer van Voeren gevierd?
Ja, zij het met gemengde gevoelens. Uiteraard is de vijftigste verjaardag van de terugkeer van Voeren naar Limburg een reden om te feesten. Maar ik ben niet vergeten dat het hier de voorbije vijftig jaar – zeker de eerste vijfentwintig – niet altijd een feest is geweest. De herinnering aan ruzie, fysiek geweld, psychische terreur, lafheid, verraad en desintegratie… vier je normaal niet, dat kan je hooguit herdenken.
Wat kan Vlaanderen betekenen voor de Voerstreek en omgekeerd?
De Voerstreek is een groene long en een oase van rust pal in het midden van de verstedelijkte, euregionale driehoek Maastricht-Aken-Luik. Vlaanderen moet beseffen dat het met deze ‘hub’ op de grens van vier landen een troef in handen heeft. De Voerstreek beschikt over alle troeven om een ontmoetingsplaats te zijn met de Vlaming als gastheer/gastvrouw.
Hebt u nog een boodschap voor onze lezers?
Voeren is een paradijs voor wandelaars, fietsers en natuurliefhebbers-allerhande. Je kan hier ook lekker eten en drinken in de vele en goede horecazaken die onze streek rijk is. Ik zou dus zeggen: kom naar Voeren en geniet. De Voerstreek is een stukje Vlaanderen, om verliefd op te worden!
Opgetekend door Luk Van Nieuwenhuysen en Dirk De Smedt, VB Magazine
Ondanks “dàt alles” moeten de Vlaamse kandidaten NOG STEEDS méér stemmen vergaren dan een Waal om een zetel te veroveren… wààrom dulden “onze” 🙂 politiekers die ongelijkheid nog (?), de geldkraan toezetten naar de “federale” ware het eenvoudigste middel om de splitsing te bekomen, en dàn zou die onrechtvaardigheid ook weggeruimd zijn.