OOK NIET TAALKUNDIGEN HEBBEN EEN MENING OVER TAAL.
In de jaren ’70 van de vorige eeuw bedacht en verspreidde ik samen met Jan Pol Sepieter de slogan: “Ons Vlaamsch is een streektaal van het Nederlands, de taal van 25 miljoen Europeanen.” Onze bescheiden poging om de streektaal te redden was nooit tegen het Nederlands gericht; integendeel. Jaren later kwamen er krachten op die onze boodschap verdraaiden en het Nederlands als vreemd aan de streek en elitair bestempelden.
Ik ben geen taalkundige, maar ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen en getuigd dat dit nooit onze bedoeling is geweest. Ik heb hierover verschillende artikelen geschreven en zelfs een boek, Olla Vogala. Nu lees ik dat Jan Pekelder, een taalkundige van Nederlandse afkomst, mij beschouwt als iemand die de “voortdurende tweespalt” onderhoudt. De man weet wat ik denk al heb ik nooit met hem gesproken. Daarom geef ik hier nogmaals een samenvatting van mijn visie, die ik al meer dan een halve eeuw verdedig. Vandaag precies en jaar geleden schreef ik hierover nog een artikel met de titel ‘Honden in het kegelspel’.
FRANS-VLAAMS.
Cyriel Moeyaert noemde zijn levenswerk “woordenboek van het Frans-Vlaams,” niet van het West-Vlaams. Hiermee maakte hij duidelijk dat dit woordenboek specifiek over de streektaal over de schreve ging. Deze taal is niet zo anders dan die in Heuvelland of Bachten de Kupe, maar de Frans-Vlaamse streektaal heeft eigenaardigheden en woorden bewaard die elders verdwenen of in onbruik geraakt zijn.
WE SCHREVEN NEDERLANDS EN SPRAKEN DE STREEKTAAL
Wij schreven Nederlands en spraken de streektaal. Van Cyriel Moeyaert leerde ik dat de geschreven taal van de Frans-Vlamingen in de zeventiende, achttiende, negentiende en begin twintigste eeuw altijd Nederlands is geweest. Het Nederlands van die tijd. De geschreven taal van Michiel de Swaen, Andries Steven of Renaat Despicht vertoont soms regionale kleuren en woorden, maar is onmiskenbaar Nederlands.
STREEKTALEN ALS GEHEUGEN VAN DE STANDAARDTAAL
Van Cyriel onthield ik ook hoe belangrijk de standaardtaal is en waarom ik de taalerfenis van mijn ouders moet koesteren. De streektalen van het Nederlands zijn het geheugen van onze taal voor alle mensen van goede wil. De liefde voor het Nederlands betekent niet automatisch oppositie tegen de streektaal; integendeel.
TAAL EVOLUEERT VOORTDUREND
Ooit was het gebied van de huidige Nederlanden in Frankrijk de bakermat van onze taal, waar men het Noordzeegermaans sprak van hier tot aan de Engelse kust. Wat mij betreft had men de standaardtaal Diets kunnen noemen. Het punt is dat het Nederlands de standaardtaal is geworden van de streken die tot de historische Nederlanden behoren. Voor wie problemen heeft met de taal boven de Moerdijk is pragmatisme nodig: het is wat het is. Ook onder de Moerdijk hebben ze misschien vragen bij de evolutie van onze taal. Laten we niet te bekrompen denken: de afstand van Duinkerke tot Amsterdam is amper 300 km, niet veel verder dan Parijs, behalve in onze hoofden.
DE GESCHIEDENIS IS WAT HET IS
Dat onze standaardtaal meer “Hollands” klinkt dan ons in Vlaanderen lief is, heeft te maken met de geschiedenis, de wet van de grote getallen, en de afstand. Het lijkt me logisch: hoe verder men van het centrum staat, hoe minder invloed. Dit geldt niet alleen voor het West-Vlaams; ook Limburgers hebben reden tot klagen. Het zuiden had een tweede centrum kunnen aanduiden, maar is in 1830 een andere weg opgegaan. Een troost: mijn Nederlandse vrienden onder de Moerdijk klagen ook wel eens over de taal van de Randstad.
NEDERLANDS: GEEN ‘VREEMDE TAAL’ IN DE WESTHOEK.
Er zijn mensen in Frans-Vlaanderen die de onwetendheid van de plaatselijke bevolking en van liefhebbers van de streektaal misbruiken om hen allerlei onzin wijs te maken. Vlaenderen, met ‘ae’, zou Frans-Vlaams zijn, en Vlaanderen, met ‘aa’, zou een andere, vreemde taal zijn: het Nederlands. De Frans-Vlaamse naam voor de gemeente Sercus zou Zurkel zijn en niet het duizendjarige Zerkel. En het Frans-Vlaams zou meer verwant zijn met het Engels en zelfs met het Duits, maar niet met het Nederlands. Dit alles komt van dezelfde zelfgeproclameerde academici van de Vlaemsche taele, die soms niet eens tot vuuve kunnen tellen. Laat staan tot vijf.
WEST-VLAMINGEN MOGEN ZICH NIET VERGISSEN
Er zijn mensen aan deze kant van de schreve, liefhebbers van het West-Vlaams, die deze onzin beamen en aanmoedigen. Ze stimuleren deze Frans-Vlamingen om een nieuw Volapük te creëren. De rijkdom van de streektaal is precies in de verscheidenheid, en niet in de standaardisering ervan. Ze moeten ook weten dat zelfs Guido Gezelle, nochtans een hardnekkige verdediger van het West-Vlaams, nooit dialectisch heeft geschreven.
DE NEDERLANDSE GEDACHTE HELPT
Dat onze standaardtaal meer “Hollands” klinkt dan ons in Vlaanderen lief is, heeft ook te maken met de geschiedenis, de wet van de grote getallen, en de afstand. Hoe verder men van het centrum staat, hoe minder invloed. Dit geldt niet alleen voor het West-Vlaams. Over dat centrum nog dit: het zuiden had een tweede centrum kunnen aanduiden, maar is in 1830 een andere weg opgegaan. Een troost: mijn Nederlandse vrienden onder de Moerdijk klagen ook wel eens over de taal van de Randstad. Het is dus geen specifiek Vlaams probleem.
VLAMINGEN MOETEN NIET ZEUREN, MAAR HANDELEN
Met 25 miljoen sprekers behoort het Nederlands tot de top tien van de meest gesproken talen in Europa. Niet meer, maar ook niet minder. Laten we dus niet kleiner denken dan we zijn en onze plaats innemen. Eenheid in verscheidenheid is al een tijdje de norm. De tijd van de stugge ABN-normen is voorbij. Het zuiden moet, in plaats van de rol van slachtoffer te spelen, de Taalunie en alle mogelijke taalinstanties overspoelen met ideeën en voorstellen voor een betere stem in het kapittel.
Wido Bourel