6. Ongekwalificeerde uitstroom
De ongekwalificeerde uitstroom is voor vele voorstanders hét argument bij uitstek voor een verregaande hervorming. Er wordt daaromtrent veel drama gemaakt. Raf Feys (Onderwijskrant) stelt in zijn kritiek op het masterplan terecht dat daarbij nog nauwelijks vragen worden gesteld. Nochtans zijn de cijfers sterk te relativeren.
Ons secundair onderwijs levert nu bijna 90 % leerlingen met een einddiploma. We hebben zo’n 10 % leerlingen zonder einddiploma – waarvan de helft leerlingen uit het buso. Dat is minder dan in de andere Europese landen, en minder dan het Europees streefcijfer van 15%. Een drastische daling onder de 10% zit er niet meer in.
Wij hebben altijd gezegd dat het probleem van de ongekwalificeerde uitstroom juist moet ontleed en benoemd worden. Een groot deel van het probleem is een stedelijk, mannelijk én allochtoon/anderstalig fenomeen. Dat betekent dat fors moet ingezet worden op taalverwerving en het wegwerken van taalachterstand. Het masterplan somt daartoe wel enkele maatregelen op, maar die waren eigenlijk al verworven en zitten vervat in OD XXIII. Taalbadklassen in het lager onderwijs tot een volledig schooljaar werden overigens al jaren geleden door ons voorgesteld. Weer is veel tijd verloren gegaan…
Het is bovendien een fabeltje dat ongekwalificeerde uitstromers reddeloos verloren zouden zijn. Velen stoppen hun studies omdat ze werk gevonden hebben en niet tot hun 20 jaar naar school willen. Voor een deel van die leerlingen lijkt een leerplicht tot 18 jaar ons overigens niet aangewezen.
7. Draagvlak
Steeds weer wordt er door de beleidsmakers op gehamerd dat er ‘binnen het onderwijsveld’ een groot draagvlak bestaat voor een hervorming zoals het masterplan nu voorstelt. De beleidsmakers luisteren echter enkel naar zichzelf en naar de mening van de vele vrijgestelden binnen de onderwijskoepels en binnen het brede vernieuwingsestablishment. Die koepels vertolken niet wat er leefde bij hun achterban, ook niet de ouderverenigingen.
Onafhankelijk onderzoek van de VUB toont aan dat de leerkrachten alvast niet zitten te wachten op grote hervormingen. De bevraging ging weliswaar over de oriëntatienota van Smet, maar aangezien het masterplan daar lustig op voortbouwt, blijven de resultaten relevant. 72,7% van de ondervraagde leerkrachten gaven te kennen dat ze tegenstander is van een hervorming op basis van de oriëntatienota van Smet. Slechts 6,6% is voorstander, de rest (zo’n 20%) is onbeslist. Drie kwart gelooft niet dat het afschaffen van de huidige onderwijsvormen iets zal veranderen aan de onderwaardering van TSO en BSO. Een meerderheid gelooft niet dat met de hervorming de schooluitval zal dalen. Bijna driekwart verwacht een verhoogde werkdruk.
Ook de petitie van de Onderwijskrant tegen de hervorming, heeft al 13.000 handtekeningen. Van een draagvlak bij de basis is dus geen sprake. Maar men maakt zich sterk dat al deze mensen ‘overtuigd’ kunnen worden van de heilzame werking van het masterplan. Democratie à la DDR…
8. Financiële gevolgen
Het is ronduit bizar dat het masterplan niet vergezeld is van een degelijke kosten-batenanalyse. Maar blijkbaar wil niemand zich daaraan wagen. En dat verwondert ons niet:
ook al zijn er nog geen precieze berekeningen en schattingen gemaakt, toch is nu al duidelijk dat de hervorming en de nieuwe structuur tot een flink verhoogd kostenplaatje zal leiden. Significant in dat verband was de opmerking van de netten dat ze (indien er geen akkoord zou zijn) desgevallend zelf een hervorming zouden doorvoeren, maar daarbij meteen meer financiering eisten.
Toen het VSO zich in de jaren ’70 en ’80 moest meten met het Type II, bleek al gauw dat het een pak duurder was én bovendien minder efficiënt. Uit die wetenschap werden absoluut geen lessen getrokken.
De vermelding in het masterplan dat de hervorming ‘budgetneutraal’ zal zijn, staat dus mijlenver van de realiteit.
Wim Van Dijck, lid commissie onderwijs