Modest Mussorgsky – Op 21 maart 1831 in Karewo geboren als zoon van een grootgrondbezitter, die speciaal de staatsdienst had vaarwel gezegd om zijn landgoed te beheren, krijgt Modest Moessorgsky enkele pianolessen van zijn moeder. Hij loopt gymnasium te Sint-Petersburg, heeft er ook pianoles van Anton Herke en wordt naar de kadettenschool gestuurd met een officiersloopbaan voor ogen.
In zijn regiment leert hij Balakirev kennen, en als later Rimski-Korsakov, Cui en Borodin zich ook nog aansluiten, ontstaat de machtige “groep van vijf”. In feite waren het allen liefhebbers. Zo kende Balakirev, de geestelijke vader van de groep, niet eens de theoretische kant van de harmonie, en voor Moessorgsky, die van deze nood een deugd wist te maken, zou dit later van groot belang zijn.
De vijf wilden aanvankelijk met meer geestdrift dan vakmanschap de strijd aanbinden tegen de overheersing van de Westeuropese muziek en dus voor een eigen Russische toon- spraak.
In 1859 wordt Moessorgsky overgeplaatst, en omdat hij in Sint-Petersburg wenst te blijven, neemt hij ontslag bij het leger, om uitsluitend te leven van zijn muziek en het familiekapitaal. Wanneer die laatste bron van inkomsten wegvalt en de liberale boerenreformatie van tsaar Alexander II de afschaffing van de lijfeigenschap met zich meebrengt, blijkt de eerste bron niet te volstaan om in zijn levensonderhoud te voorzien. Heel wat mensen zagen zich verplicht zowaar te gaan werken om in hun levensonderhoud te voorzien.
Moessorgsky vindt een job in het ministerie, eerst dat van verkeer, daarna bij dat van boswezen. Merkwaardig genoeg deed hij dit werk graag en plichtbewust tot een jaar voor zijn dood.
Hij was een verstokte vrijgezel. Twee jaar lang woont hij samen met Rimski-Korsakov, en muzikaal gezien bracht dit samenwonen heel wat op: het werd de productiefste periode met de belangrijkste werken: “Boris Godoenov”, “De Kinderkamer” en “Kowantchina”; de relatie tussen beide mannen is er echter aan stuk gegaan: na 1873 vervreemdden ze totaal van elkaar. Ook Balakirev had hij als vriend verloren, terwijl Cui hem verraden had met een vernietigende kritiek op “Kowantchina”. Uiteraard betekende dit de zwanenzang van de machtige kliek van vijf.
Ook met Moessorgsky gaat het nu duidelijk bergaf: hij geraakt terug aan de drank (een erfenis uit zijn buitenissig officiersleven) en aan lager wal; de meeste vroegere vrienden laten hem vallen en hij verliest zijn functie bij het ministerie van boswezen. Hij lijdt letterlijk honger. Op 28 maart 1881 sterft hij in St.-Petersburg door zich in de kliniek bewusteloos te drinken aan een fles wodka.