Lezer ‘Quousque’ stelde deze vraag in een reactie op Prioriteiten. Even actueel als toen. Ook al staat er geen leger aan de Muur van Geraardsbergen. De verraders zitten onder ons, worden gekozen, herverkozen, lezen ons de les, steken ons een mes in de rug, buiten ons uit, wissen ons uit. Volksverraders zijn van alle tijden.
“Hoe lang nog Catilina?” verwijst naar de 1ste Catilinarische rede- voering, verplichte leerstof voor latinisten. Cicero‘s Catilinarische redevoeringen waren de vier aanklachten die Cicero in de hoedanigheid van consul aan het adres van Lucius Sergius Catilina richtte, toen diens samenzwering tegen de Romeinse Republiek aan het licht kwam. De beroemdste is zeker wel de Eerste Catilinarische Rede. Deze begint als volgt:
” Quousque tandem abutere, Catilina, patientia nostra?
quam diu etiam furor iste tuus nos eludet? quem ad finem sese
effrenata iactabit audacia?”
“1. Catilina, hoe lang nog, in ‘s hemelsnaam, ga je ons geduld misbruiken? Hoe lang nog gaat jouw razernij ons ontwijken? Hoe lang nog zal die ongebrijdelde durf van jou zich opwerpen? Heeft de nachtelijke bezetting van de Palatijn je niets gedaan, noch de wacht-posten van de stad, noch de vrees van het volk, noch de samenkomst van alle republi-keinen, noch de superversterkte plaats om de senaatszitting te houden, noch de gelaats-uitdrukking van dezen? Merk je niet dat je plannen uitgelekt zijn? Zie je niet dat jouw samenzwering reeds volledig lam ligt door de kennis van al dezen hier? Wie van ons, denk je, weet niet wat je vorige nacht en die daarvoor gedaan hebt, waar je was, wie je bijeengeroepen hebt, welk plan je beraamd hebt?
2. O tijd! O zede! De senaat weet het, de consul ziet het; toch leeft hij. Leeft hij? Wat zeg ik? Hij komt zelfs naar de senaat, participeert aan de staatsbeslissingen, merkt en duidt eenieder van ons met zijn ogen ten dode. Wij echter, sterke mannen, hebben de indruk voldoende te doen voor de republiek als we zijn waanzin en zijn moordtuig vermijden. Het moest al lang dat jij, Catilina, op bevel van de consul tot de dood zou worden geleid en dat de pest, die jij al lang tegen ons allen beraamt, op jouw hoofd zou neerkomen…” (Meer…)
Lucius Sergius Catilina werd geboren ca. 109/108 v.C. Hij was van adellijke afkomst, maar had zijn fortuin verspeeld en bezat alle eigenschappen van een bendeleider. Over zijn leven en politieke loopbaan voor de eigenlijke samenzwering is er niet zoveel bekend. Zijn wreedheid was wel reeds ten tijde van Sulla’s dictatuur (82-79 v.C.) aan het licht gekomen: bij diens proscriptieterreur was hij een van de meest fanatieke aanklagers geweest.
Ondanks het feit dat hij zich in verschillende processen moest verdedigen (o.a. voor zijn daden tijdens het bewind van Sulla) – waarbij hij de gewoonte had de rechters om te kopen – doorliep hij een normale cursus honorum (politieke loopbaan). In 68 v.C. werd hij praetor (opperrechter) en in 67-66 v.C. propraetor (gouverneur) van de provincie Africa, die hij naar de gewoonte van die tijd uitperste. Bij zijn terugkeer werd hij door de bewoners van zijn provincie aangeklaagd wegens uitbuiting, maar ook dat was eerder regel dan uitzondering.
In de zomer van 66 v.C. stelde hij zich een eerste maal kandidaat voor het consulaat, maar hij zag zich gedwongen zijn kandidatuur in te trekken (zijn afwijzing door de senaat gebeurde in vrij onduidelijke omstandigheden). Volgens sommigen (onder wie Sallustius) werd reeds op het einde van dat jaar door Catilina een samenzwering op touw gezet (die volledig mislukt zou zijn door een slechte organisatie), maar veel historici twijfelen aan die versie van de feiten.
In juli 65 v.C. kwam het proces wegens uitbuiting van zijn provincie voor de rechtbank. Catilina werd vrijgesproken (mogelijk na omkoping van de jury), maar het verhinderde hem toch zijn kandidatuur te stellen voor de verkiezingen voor het ambtsjaar 64 v.C.
Toen Catilina het in de zomer van 64 v.C. een derde maal probeerde, was hij eindelijk effectief kandidaat voor het ambt van consul. In die strijd stond hij echter tegenover Marcus Tullius Cicero, die – hoewel een homo novus (nieuweling in de politiek) – de steun kreeg van alle conservatieve en vredelievende burgers. Catilina werd niet gekozen (ondanks de steun van Caesar en Crassus); Cicero en Gaius Antonius Hybrida haalden het.
Het jaar daarop (63 v.C.) was Catilina, reeds voor de vierde maal, opnieuw kandidaat voor het consulaat voor het volgende ambtsjaar (62 v.C.). Lees meer…