Wie meent dat de vluchtelingentsunami op het Griekse eiland Lesbos voor faillissementen bij de plaatselijke bevolking gezorgd heeft, vergist zich. Het winstverlies door het wegblijven van westerse toeristen wordt grotendeels goedgemaakt door de vluchtelingenindustrie.
Ruzie op het strand om een verlaten rubberboot. Sommige inwoners van Lesbos zijn strandjutters geworden. Elke rubberboot wordt volledig uitgebeend: ook al is het lek gestoken, er kan behoorlijk wat van ten gelde gemaakt worden. De brandstof is geschikt voor bv. motorzagen, de platen van laminaat zijn bruikbaar voor allerhande doe-het-zelf bestemmingen, van boekenplanken tot hondenhokken. Zwemvesten krijg je echter niet meer verkocht. En dan zijn er nog de auto-eigenaars, die uit pure goedertierendheid – tegen betaling – de Europaveroveraars met hun wagen een ritje aanbieden waarheen ze maar willen.
Voor de opvangplaats van Kara Tepe, dichtbij Mytilini, lijkt het wel een Vlaamse kermis: diverse eet- en drankenkraampjes, voor elk wat wils. Ook prepaid-telefoonkaarten gaan vlot over de toonbank.
De nieuwe Lesbosbezoekers drijven de omzet omhoog. Het is november en alle hotels zitten vol met beter gesitueerde “vluchtelingen”, journalisten en vrijwilligers-helpers. De ene zijn dood is de ander zijn brood. Met bussen of taxi’s naar de veerboot, met de veerboot naar het vasteland, met bussen of taxi’s naar een opvang/registratieplaats. En ze blijven maar komen zolang in de EU niet het signaal gegeven wordt dat er hier niets meer te rapen valt.