In aanloop naar 11 juli besteden wij aandacht aan Vlaamse componisten. Vandaag mag Peter Benoit zijn opwachting maken; volgende zondag komt Lodewijk Mortelmans aan de beurt.
Benoit kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader en studeerde nadien piano en orgel bij Pieter Carlier. Hij studeerde vanaf 1851 aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel bij directeur François-Joseph Fétis. In de vakken harmonieleer en compositie haalde hij het diploma in 1854 met een 1e prijs.
Nadien vervolmaakte hij zich verder in de orkestratie en de orkestdirectie bij Karel Lodewijk Hanssens, toenmalig directeur van de Muntschouwburg. Hij kreeg eveneens een 1e prijs in de befaamde wedstrijd Prix de Rome voor zijn cantate Le Meurtre d’Abel. In het jaar 1858 was hij in Duitsland, waar hij Keulen, ,Bonn, Leipzig, Dresden, Berlijn en Munchen bezocht. In 1862 verhuisde hij naar Parijs, waar hij dirigent werd van het door Jacques Offenbach geleide Théâtre des Bouffes Parisiens. Een jaar later nam hij reeds ontslag, en vestigde zich te Brussel (Sint-Joost-ten-Node). In 1867 werd hij directeur van de Vlaamse muziekschool, die in 1898 tot Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen opgewaardeerd werd. In 1890 stichtte hij het Nederlands Lyrisch Toneel dat in 1893 de Vlaamse Opera werd. Hij overleed te Antwerpen in 1901. De muziekschool in zijn geboortedorp Harelbeke werd naar hem genoemd.
Tot zijn leerlingen behoorden Lodewijk Mortelmans, Edward Keurvels, Emile Wambach en Jan Blockx. De laatstgenoemde was zijn opvolger als directeur van het conservatorium.
Peter Benoit heeft een opvallend praalgraf, naar een ontwerp van beeldhouwer Arthur Pierre. Het bevindt zich op de vermaarde Antwerpse begraafplaats Schoonselhof.
In navolging van Wagner creëerde Peter Benoit een muziekkunst die de eigen Vlaamse volksaard ten volle uitdrukte. Om zijn ideeën tegen het Belgische muziekestablishment te verdedigen, schreef Benoit als een van de eersten binnen de Europese beweging van het muzieknationalisme doorwrochte essays en polemieken. Het gebruik van de moedertaal in de muziekopvoeding beschouwde hij als essentieel. En omdat hij ervan overtuigd was dat de volksaard het zuiverst geconserveerd blijft in het volkslied, wilde hij zijn nieuwe Vlaamse muziek daarop baseren.
Hij pleitte onder andere voor een vernederlandsing van het muziekonderwijs, voor religieuze muziek in de volkstaal, voor een Vlaamse opera en een Vlaams festival, voor Vlaams muziektheater in kleine steden en voor culturele samenwerking met Nederland.
Met zijn volksgerichte composities is Peter Benoit er in geslaagd een groot publiek te bereiken. Maar zijn invloed als gangmaker van de Vlaamse muziekbeweging was zo intens, dat soms vergeten wordt dat hij ook de componist is van twee opmerkelijke concerto’s : het Concerto voor Piano (1865) en een Concerto voor Fluit (1866). Eigenlijk gaat het om symfonische gedichten, waarin solo-instrumenten een belangrijke rol opnemen.