Laat mij maar aan de Vlaamse kust wonen, het is véél te koud in Ijsland. Vlaanderen voor de Vlamingen (!) (toch logisch ?) Maar dan ook Ijsland aan de Ijslanders. (want… moesten wij emigreren naar dat koude eiland, dan zouden wij… ginder ook aanzien worden als zuidelijke indringers door de inlandse bevolking)
Ja Fikken, met dit verschil dat je er zo maar niet binnen geraakt, zoals hier.
Borges schreef “Ijsland is het geheugen van Germanië” . Een stuk fascinerend geheugen is een overlevering die opgetekend werd door de Ijslandse priester Saemund, hij schreef : aldus vertellen de heidenen van onze stam.
“Sedert de tijd dat de mensen het goud vonden, zijn zij zo boos geworden en spoeden zich om de laatste dag te doen aankomen; dan zullen er felle winters op elkaar volgen en geen zomer zal daartussen komen; ‘t zal hongersnood en harde tijd worden, broeders zullen elkaar bestrijden, bloedverwanten in vete leven, gehuwden zullen de echt schenden. Dan zal er een ijselijke wolf de zon opeten en de maan verslinden; de sterren zullen vallen, de aarde zal beven, de bomen zullen omver slaan. Daar zal een schip komen dat gemaakt is van de afgesneden nagels van al die zullen gestorven ziijn, als dat nagelschip gereed is zal de zee overstromen en ‘t schip zal vlot komen. Snijdt toch alle gestorvenen zorgvuldig de nagels af omdat het lang zou duren voor het schip gebouwd is, want in dat schip komt de geweldige reus Rijm gevaren, die zal meekampen in de laatste slag. De wijde muil van de wilde wolf raakt tot boven het dak van de hemelen en tot onder de bodem der aarde, als hij ze opent. De zeeslang zal naast hem strijden en venijn spugen zodat er lucht en water van in brand vliegen De essenboom, waarop de hemel steunt valt omver en drie hanen zullen kraaien : de zwarte haan in de hel, de rode bij de reuzen en de gouden haan bij de goden. De goden komen uitgereden ten strijde, over de regenboog, die in stukken valt, en zij rijden naar het strijdperk, waar de laatste slag moet geslagen worden. Woen rijdt aan het hoofd, en Donder, en Dijs, en Zater, en ze vechten tegen de wolf, slag om slinger, en tegen de slang. Donder overwint de slang, maar sterft aan haar stinkende adem; een andere godheid heeft een schoen aan zijn rechter voet, die gemaakt is van alle snippers die van de hielen en van de teen van de schoen gesneden worden door de schoenmakers; en laat nooit geen snipper leder verloren gaan, want die schoen zal de felle kamper de wolf in zijn onderste bekkendeel treffen zodat de wolf vaneen scheurt : hij is dood maar zo hij sterft, sterft de wereld. De zon verbleekt, de zee slokt de aarde in, en geheel de schepping vergaat in een afgrijselijke brand. Nochtans daar rijst een nieuwe aarde uit de zee, schoon en groen, en het graan wast erop, ongezaaid en daar schijnt een nieuwe zon, het wordt een betere tijd en gans een ander leven.”
Ter aanvulling Saemund schreef dit in het jaar 1200. Hij werd naar Ijsland gestuurd en noemde de Ijslanders “van onze stam”.
Laat mij maar aan de Vlaamse kust wonen, het is véél te koud in Ijsland.
Vlaanderen voor de Vlamingen (!) (toch logisch ?)
Maar dan ook Ijsland aan de Ijslanders. (want… moesten wij emigreren naar dat koude eiland, dan zouden wij… ginder ook aanzien worden als zuidelijke indringers door de inlandse bevolking)
Ja Fikken, met dit verschil dat je er zo maar niet binnen geraakt, zoals hier.
Borges schreef “Ijsland is het geheugen van Germanië” .
Een stuk fascinerend geheugen is een overlevering die opgetekend werd door de Ijslandse priester Saemund, hij schreef : aldus vertellen de heidenen van onze stam.
“Sedert de tijd dat de mensen het goud vonden, zijn zij zo boos geworden en spoeden zich om de laatste dag te doen aankomen; dan zullen er felle winters op elkaar volgen en geen zomer zal daartussen komen; ‘t zal hongersnood en harde tijd worden, broeders zullen elkaar bestrijden, bloedverwanten in vete leven, gehuwden zullen de echt schenden. Dan zal er een ijselijke wolf de zon opeten en de maan verslinden; de sterren zullen vallen, de aarde zal beven, de bomen zullen omver slaan. Daar zal een schip komen dat gemaakt is van de afgesneden nagels van al die zullen gestorven ziijn, als dat nagelschip gereed is zal de zee overstromen en ‘t schip zal vlot komen. Snijdt toch alle gestorvenen zorgvuldig de nagels af omdat het lang zou duren voor het schip gebouwd is, want in dat schip komt de geweldige reus Rijm gevaren, die zal meekampen in de laatste slag. De wijde muil van de wilde wolf raakt tot boven het dak van de hemelen en tot onder de bodem der aarde, als hij ze opent. De zeeslang zal naast hem strijden en venijn spugen zodat er lucht en water van in brand vliegen De essenboom, waarop de hemel steunt valt omver en drie hanen zullen kraaien : de zwarte haan in de hel, de rode bij de reuzen en de gouden haan bij de goden. De goden komen uitgereden ten strijde, over de regenboog, die in stukken valt, en zij rijden naar het strijdperk, waar de laatste slag moet geslagen worden. Woen rijdt aan het hoofd, en Donder, en Dijs, en Zater, en ze vechten tegen de wolf, slag om slinger, en tegen de slang. Donder overwint de slang, maar sterft aan haar stinkende adem; een andere godheid heeft een schoen aan zijn rechter voet, die gemaakt is van alle snippers die van de hielen en van de teen van de schoen gesneden worden door de schoenmakers; en laat nooit geen snipper leder verloren gaan, want die schoen zal de felle kamper de wolf in zijn onderste bekkendeel treffen zodat de wolf vaneen scheurt : hij is dood maar zo hij sterft, sterft de wereld. De zon verbleekt, de zee slokt de aarde in, en geheel de schepping vergaat in een afgrijselijke brand. Nochtans daar rijst een nieuwe aarde uit de zee, schoon en groen, en het graan wast erop, ongezaaid en daar schijnt een nieuwe zon, het wordt een betere tijd en gans een ander leven.”
Ter aanvulling Saemund schreef dit in het jaar 1200. Hij werd naar Ijsland gestuurd en noemde de Ijslanders “van onze stam”.