Of een Brit, een Vlaming, een Duitser “het vaderland moest verdedigen”, maakt in se niet uit. Ze waren allemaal “gewillige” slachtoffers voor en van een hoger ideaal. Marcheer, landsknecht , marcheer. Mensenlevens zijn immers slechts pionnen op een schaakbord.
“Das soldatische Kriegserlebnis –
Wir haben schwere Wochen hier in Flandern. Ich schreibe bei Kerzenlicht in einem Stollen, aus dem wir seit der letzten Ablösung vor 14 Tagen nicht mehr herausgekommen sind. […] Wir haben wenig zu essen und immer größere Verluste. […] Wir tun immer noch unsere Pflicht, aber wir wissen nicht mehr, wofür und warum. […] Es muß doch später einmal anders werden, denn was haben wir einfachen Soldaten schon vom Krieg. […] Aber für unser Vaterland setzen wir uns trotzdem ein, denn wir möchten nicht, daß die ungeheure Zerstörung, die hier an den Fronten herrscht, auch in unsere Heimat kommt.”
Karl Pöppel-Steffens, Unverzagt. Leben und Erkenntnisse eines Deutschen im XX. Jahrhundert, 1917, veröffentlicht 1981
“Oorlogsbelevenissen van een soldaat – We hebben zware weken hier in Vlaanderen. Ik schrijf bij kaarslicht in een loopgraaf waaruit we sinds de laatste aflossing, 14 dagen geleden, niet meer uitgekomen zijn. (…) We hebben weinig te eten en (lijden) steeds grotere verliezen. (…) Het moet later toch helemaal anders worden, want wat hebben wij, simpele soldaten, aan de oorlog. (…) Maar voor ons vaderland zetten we ons desalniettemin in, want we willen niet dat de monsterachtige verwoesting, die hier aan de fronten heerst, ook naar ons vaderland komt.”