Als men op het internet op zoek gaat naar het begrip “gefantaseerde ziektes”, dan komt men meermaals op deze uitspraak terecht: “De grootste fantasie bij het verzinnen van nieuwe ziektes is voor rekening van psychiaters.”
Met o.a. beeldmateriaal en bloedanalyses komt men op het spoor van échte ziektes, zoals osteoporose of verhoogde cholesterol. Een psychiater daarentegen beroept zich bij zijn diagnose op iets dat men even goed voor het geloof in een religie zou kunnen houden. Mét vergaande en invloedrijke gevolgen voor de staat (gezondheidswezen, justitie) en de maatschappij (inzicht, discriminatie, begrip…).
Wie heeft in de moderne maatschappij, verrijkt met psychiaters en psychologen, die over alles en iedereen hun licht mogen laten schijnen, nog niet gehoord van PTSS of ADHD?
Als voorwaarde voor deze begrippen gelden:
- psychiatrische “storingen” zijn geen medische ziektes. Wat niet wil zeggen dat mensen niet depressief kunnen zijn of geen emotionele of psychische last met zich mee dragen. De psychiatrie heeft die echter als “storingen” herdoopt.
- Met de zgn. DSM-bijbel komt men als psychiater behoorlijk ver op de “geestelijke ziekte”-terrein. Quasi iedereen kan door een zgn. expert als geestesziek gestigmatiseerd worden.
- Psychiatrische diagnosecriteria worden letterlijk per hand opsteken in de DSM, de handleiding der Amerikaanse vereniging voor psychiaters (APA) gekozen en/of toegevoegd. Men stemt over een systeem der classificering der symptomen, dat compleet verschilt van deze der medische diagnoses en zelfs niet in de buurt ervan komt. Geen enkel der diagnoses kan door objectieve bewijzen voor een lichamelijke storing of ziektes aangetoond worden en zij mankeren dan ook elke wetenschappelijke basis.
- Het DSM-IV is de uitvinding waarmee de psychiatrie algemene aanvaarding zoals op het medische gebied wil bereiken. Eerder een politiek dan een wetenschappelijk document.
Een citaat van dr. med. Loren Mosher, klinisch prof. psychiatrie:
“Het DSM-IV werd een soort bijbel en een lucratieve bestseller – ondanks de belangrijke tekortkomingen.”
Wat in de psychiatrie als normaal beschouwd wordt, gaat verder dan “Disease Mongering”, nl. het verzinnen van ziektes. Het rekt de grenzen van dat wat als behandelingsnodige en behandelbare ziekte waargenomen wordt om vervolgens de markt – en de macht – voor hen te vergroten, die een zgz. behandeling verkopen. Het is niets anders dan een gelegitimeerde manipulatie van maatschappelijke en politieke feitelijkheden. Meer dan bij eender welke medische behandelingswijze produceert de psychiatrie zelf haar klanten!
Bij vluchtelingen, minderheden, criminelen, mensen met een geslachtskeuzeprobleem, kortom alle woke-protagonisten e.d. worden om de haverklap geestelijke “trauma’s” ontdekt om een excuus te verzinnen en “begrip” te rechtvaardigen. Wij hebben ons dikwijls afgevraagd waarom dit bv. in het naoorlogse Duitsland, in het repressie-geplaagde Vlaanderen het PTSS-fenomeen niet voorkwam. Teruggekeerde frontsoldaten of goelaggevangenen, verdrevenen, ontheemden, vervolgde, gevangen, veroordeelde, leeggeplukte, gebroodroofde repressieslachtoffers… hadden zij dan geen traumaverwerkingsproblemen? Of treedt de poco psychiatrie-industrie slechts selectief in werking?
Er was toen immers geen tijd of plaats voor (weliswaar terecht) zelfmedelijden; er moest aangepakt worden, brood op de plank, vooruit komen, werken, werken… niet achteruit kijken, op je tanden bijten, de kinderen moesten het beter krijgen. Neen, er was geen plaats voor PTSS: geen plaats voor zwakkelingen. Ook niet in Japan, of in Polen, Joegoslavië… Wat nu afgegleden is tot een westers luxeproduct is niet van tel in de Derde Wereld, of in de onderbuik van het oude Europa.
PTSS is een “ontdekking” die in de VSA haar oorsprong kende. PTSS kan met niet historisch bewijzen: noch in de oudheid, noch in de Franse, resp. Amerikaanse burgeroorlog, noch in WOI of WOII, de VSA-Korea-oorlog, de koloniale oorlogen… enz. Met de VSA-Vietnamoorlog deed PTSS zijn intrede. Teruggekeerde soldaten, veteranen, maar ook pennenlikkers die nooit een vijand van ver of dichtbij gezien of gehoord hadden, nooit om het vege lijf bedreigd waren, waren plotseling getraumatiseerd en kregen “slachtoffer”status opgekleefd. En hun aantal nam steeds toe.
Hollywood ontdekte een nieuw filmgenre. Sinds de 1970-ger jaren kreeg de Amerikaanse soldaat quasi samen met zijn uniform een PTSS-kapmantel uitgereikt. Elke voormalige Amerikaanse militair, die, na zijn al dan niet intensieve oorlogsinzet, van zijn carrière in het burgerleven niet of nauwelijks iets terecht bracht, kreeg een “psychische storing” op zijn palmares gekleefd: hij was voortaan een PTSS-zieke. En samen met de analyse was men vertrokken op het wegglijdende helling van de zelfmoorden: bv. van 2001 tot 2009 steeg het aantal zelfmoorden in het Amerikaanse leger met 150%… samen de stijging der psycho-pharmaca met 76%. … een selffulfilling prophesy?…
Deze cijfers kunnen niet toegeschreven worden aan de oorlogsverschrikkingen daar 85% van de zelfmoordenaars nooit in de buurt van oorlogsacties gekomen zijn. 80% der veteranen met een PTSS-diagnose krijgen intussen psychopharmaca, antidepressiva en enuroleptica, die zo sterk zijn dat eigenlijk ontworpen werden voor de zwaarst gestoorde psychiatrische patiënten.
Zouden we dan mogen vermoeden dat er een miljardenzware alliantie tussen de psychiatrie en de pharma-industrie, daarbij inbegrepen de “sociale industrie”, ontstaan is en aangemoedigd wordt?
De “vooruitgang nastrevende” VSA zijn het land met het grootste drugsprobleem van heel de wereld. We hebben het dan niet over heroïne, cocaïne, hash of crystal meth, maar wel over het “Oxy”, een kunstmatig gemaakt, verslavend opiopaat, resp. opioid. vulgo, een “pijnbestrijdingsmiddel”, dat na enkele breed uitgesmeerde reclamecampagnes door de VSA pharma-industrie voor elk banaal of voorbijgaand pijntje van eender welke aard ingezet werd. De VSA kunnen zich beroepen op de langste traditie van een lakse omgang met opioïde-pijnmiddelen, psychopharmaca of drugs van eender welke aard.
ADHD: ook deze diagnose danken we aan het “inzicht en onderzoeksvlijt” der Amerikaanse psychiaters. Sinds de 1990-er jaren schijnen vooral jongens eraan te lijden. Kinderen die niet goed of lang kunnen stilzitten, wiens aandacht wegzweeft naar een barst in het plafond of een wolk aan de hemel… In de 1930-er jaren ontdekte een Amerikaan toevallig het “positieve” effect van het stimulerend middel benzedrine op de onrustige, afgeleide jongen. En de diagnoses begonnen aan hun opmars: in 1948: het minimal brain damage syndroom” (minimaal hersenbeschadingssyndroom; in 1957 “minimal brain disorder” (minimale hersenafwijking); 1960: “minimal brain dysfunction” (minimale ontbrekende hersenfunctie). Kortom: de betrokken jongens hadden op de een of andere manier hersenstoringen.
En omdat dit een te vage beschrijving was die de pharma-industrie kon gebruiken werd in 1995 daar bovenop nog de “volwassenenversie” beschreven. “Sociaal-emotionele storingen” zijn de meest voorkomende reden om vooral jongens en mannen te etiketteren. Hou wel in gedachten dat het vrouwenaandeel in de psychiatrische kabinetten beduidend hoger ligt dan het mannelijke.
ADHD wordt bij jongens 5 à 6 keer meer “vastgesteld” dan bij meisjes. Als gestoord wordt een jongen aanzien als hij thuis, in de kleutertuin of school niet binnen de lijntjes loopt, dikwijls “vecht” met andere kinderen of opvalt omdat hij zich gemakkelijk laat afleiden, zenuwachtig of irriteerbaar lijkt.
Ritalin werd het wondermiddel dat alle plooien moest glad strijken. Voorgeschreven door voornamelijk vrouwelijke psychologen, pedagogen, artsen… kortom een feministisch-geleide politiek met (naar onze mening) dikwijls gestoord-lijkende expertinnen aan de leiding. En een pharma-industrie zonder scrupules.
Ouders willen het beste voor hun kind. Ze zijn quasi hulpeloos uitgeleverd aan een meedogenloze industrie die samen met zgn. wetenschappelijke experten hun mening en winstmarges opdringen. Jongens mogen geen jongens meer zijn. In hun latere volwassenenwereld worden zij slechts nog bewonderd voor hun zachte kant. Tenzij ze kunnen vervellen tot sportidolen – al is hier en daar eentje dat uit de roze kast – komt zeer welkom.
Begeleidend van het bovenstaande: