Goede Vrienden,
De vierde eigenschap van ons mens-zijn is: wij zijn hartstochtelijk door God bemind. God houdt van ons niet “ondanks “ onze zonde, maar we zouden bijna zeggen “omwille” van onze zonde, nl. omdat onze ellendige toestand Gods barmhartigheid nog meer aantrekt. In die zin spreekt de liturgie van Goede Vrijdag van “gelukkige schuld” (“Felix culpa”). Over de “Dienaar van God”, de voorafbeelding van Jezus Christus, schrijft de profeet Jesaja: “Waarlijk, het waren onze ziekten die Hij op zich nam, en onze smarten die Hij heeft gedragen” (Jesaja 53, 4). Onze schuld en schande zijn een bijzondere uitdaging voor Gods goedheid en barmhartigheid.
Heel de Bijbel openbaart een God, Schepper en Vader, die oneindige liefde is. Deze liefde is het antwoord op alle vragen: waarom Hij de wereld heeft geschapen alsook ons naar zijn Beeld, waarom Jezus mens geworden is en ons verlost heeft… De heilige Paulus begint zijn belangrijkste brief en de enige brief waarin hij systematisch zijn Evangelie uiteenzet, met de uitroep: “God heeft u lief” (Romeinen 1, 7). Het is zijn “kerugma”, de korte samenvatting van heel zijn boodschap, als de bazuinstoot van een heraut. Hij wil dat we ons opnieuw laten verwarmen door het vuur van Gods liefde en dat we herontdekken dat we Gods geliefden zijn. Dit “kerugma” herinnert ons aan de uitroep “wapenstilstand” aan het einde van Wereldoorlog II. Mensen liepen de straat op, omhelsden elkaar en begonnen te dansen. We wisten niet wat er eigenlijk gebeurd was of welke de voorwaarden waren, maar het voornaamste hadden we begrepen: de ellende van de oorlog is voorbij. En na het “kerugma” volgt dan de volledige uitleg: de catechese, waardoor de kernboodschap verdiept en verstevigd wordt. De heilige Johannes voegt er bij dat het God is die ons eerst heeft liefgehad.
De Schrift tracht met verschillende beelden Gods liefde uit te drukken. Laten we vooraf stellen dat deze beelden menselijke voorstellingen zijn die eigenlijk nog veel meer verhullen dan ze openbaren, maar ze geven een richting aan. “Met zachte leidsels heb Ik hen gemengd, met teugels van liefde” (Hosea 11, 4). “Gij die werd opgetild vanaf de moederschoot, en sinds de geboorte gedragen. Tot aan uw oude dag blijf Ik dezelfde… Ik zal u torsen, Ik zal u redden” (Jesaja 46, 3-4). Het is de vaderlijke liefde die op de oorsprong wijst maar ook op goedheid en liefdevolle zorg, bescherming en veiligheid biedt. Het oorspronkelijke Bijbelse beeld van “vader” (Hebreeuws: av) heeft niets met de moderne opvatting van een overheersend paternalisme te maken, maar alles met intieme verbondenheid en het innige verlangen om zich te geven. “Zal een vrouw haar zuigeling vergeten, een liefhebbende moeder het kind van haar schoot? En zelfs als die het zou vergeten, Ik vergeet u nooit! Zie in mijn handpalmen heb Ik u geschreven” (Jesaja 49, 15-16). “Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten” (Jesaja 66, 13). (Ezechiël 16, 62-63). Deze moederlijke liefde is tedere nabijheid, vergeving, medelijden. Ze komt voort uit haar binnenste, uit de plaats waar het kind ontstaan is. Daarom betekent hetzelfde Hebreeuwse woord “rechem” (mv. rachamim”) tegelijk moederschoot én barmhartigheid, medelijden. Dit suggereert dat we opnieuw moeten geboren worden “uit de moederschoot van Gods barmhartigheid”. Jezus zegt tot Nicodemus: “Gij moet opnieuw (Grieks: anoothen = ‘opnieuw’ én ‘’vanuit de hoge’!) geboren worden” (Johannes 3, 7). Ook de barmhartige Vader uit de parabel van de verloren zoon, door Rembrandt geschilderd, schijnt zowel vaderlijke als moederlijke liefde uit te drukken.
Lees verder →