Ze* zijn gefeminiseerd. Zacht. Gevoelig. Sentimenteel. Begripvol. Weerloos. Pantoffelhelden. Watjes. Een opgedrongen poco levenswijze.
Tijd voor een revolutie van, voor en door échte mannen. Terug naar de oude waarden. Vrouwen en kin- deren verdedigen. Indringers buiten houden, mores leren. Respect verdienen.
Martin Schulz is ervan overtuigd dat populisten schade aanrichten. Het gaat volgens de politicus om ‘vernietigers’, die alle ruimte krijgen om hun schadelijke argumenten naar voren te brengen. Daar zou een einde aan moeten komen: Schulz wil een hard antwoord bieden op het hardnekkige fenomeen.
Kodály werd geboren op 16 december 1882 in Keeskemét (Hongarije). In het gezin Kodály werd veel gemusiceerd, en al vroeg geraakte Zoltán zo geïnteresseerd, dat hij op eigen houtje in de muziekbibliotheek werken van grote componisten ging bestuderen. Hij waagde zich in 1898 al aan een mis voor koor en orkest.
Zijn middelbare studies deed hij aan het gymnasium van Nagyzombat. In 1900 bekomt hij een studiebeurs om in Boedapest aan de universiteit te gaan studeren, en in 1902 wordt hij cello- en compositie-leerling van Koessler aan de Muziekacademie van Boedapest, het hoogste muziekinstituut van Hongarije.
In 1906 promoveert hij op een proefschrift over de Hongaarse volksmuziek, en het jaar daarop wordt hij leraar theorie en compositie aan de Muziekacademie, en in 1919 onderdirecteur.
Na een studiereis doorheen Europa legt hij zich definitief toe op het verzamelen van volksliederen en -dansen. Samen met Béla Bartók graaft hij tot in de verste uithoeken van het land naar de restanten van volksliederen, gewapend met muziekpapier en opname-apparatuur. Daarnaast blijft hij actief als componist, vooral van liederen, kamermuziek en koorwerk. Met de “Psalmus Hungaricus”behoorde hij in één klap tot de wereldelite. Evenveel succes hadden daarna de “Hary Janossuite”, het “Te Deum”, de “Dansen uit Galanta” en het “Concerto voor orkest”.
Net zoals Bartók combineerde Kodály een grote activiteit als gevierd componist met die van wetenschappelijk onderzoeker naar de bronnen van een nationale volksmuziek in Hongarije.
Als we hun stijl willen vergelijken, stellen we vast dat Kodály een eenvoudiger harmonie nastreeft, begrijpelijk voor wie door liefhebbers zingbare koormuziek tracht te schrijven.
En hier staan we voor het derde luik van Kodály’s carrière dat Bartók niet, of althans in veel geringere mate heeft: dat van pedagoog. Uitgaande van zijn vertrouwdheid met het Hongaarse volkslied en van de verworvenheden van de muziekpedagogische vernieuwingsbeweging in Europa (i.c. de Tonica-Do-methode of relatieve solmisatie: de grondtoon van de majeurladder heet steeds “Do”), bouwde hij een methode voor muziekopvoeding uit die begon bij het kind in embryonaal stadium en volledig uit- gewerkt werd tot de componistenscholing.
Kodály is de man die het klaarspeelde reeksen solfègelessen te schrijven die muzikale waarde hebben en prettig om zingen en spelen zijn. Zijn methode is in niets origineel, maar het resultaat van feeling voor wat kan gebruikt worden uit andere methodes. Door de gebrekkige coördinatie tussen de verenigingen van auteursrechten in Oost en West wordt de indrukt gewekt dat hij als eigen werk aan de man probeert te brengen wat hij van anderen heeft samengeraapt.
De centralistische politieke structuur van Hongarije was voor Kodály een grote bondgenoot om zijn idealen te bereiken: hij kreeg van regeringszijde de opdracht een structuur uit te werken voor het muziekonderwijs en de muziek in het onderwijs.
Terwijl Bartók in de Verenigde Staten ging wegkwijnen van heimwee, bleef Kodály in Hongarije, en bouwde er op de puinen van de Tweede Wereldoorlog een muziekonderwijs uit dat alle andere landen van Europa tot voorbeeld mag dienen. Hij overleed in Boedapest op 6 maart 1967.
De factuur van de open grenzen: € 5.804.000 subsidie voor CAW’s voor psychosociale begeleiding en woonbegeleiding van ‘#vluchtelingen‘. pic.twitter.com/NNpENXckvi
Feiten telden niet, wensdenken maakte de dienst uit.
Het stabiliteitspact zou de boel bij elkaar houden, Griekenland trok wel bij, de Italianen lieten schitterende grafieken zien waarin de eurolanden vanzelf naar elkaar toegroeiden.
Het omgekeerde gebeurde. Szász voorspelde eind jaren negentig al een politieke crisis die zou beginnen in Griekenland en eindigen in Duitsland.
Economen zijn het eens: een monetaire unie die geen transferunie is, bestaat niet. Na bijna zeven jaar bijspringen, bezuinigen en tevergeefs hervormen moet de slotsom zijn dat voortmodderen niet werkt.
Het zuiden wordt er niet beter van, het noorden niet gelukkiger. Italianen worden geen Duitsers, Grieken geen Nederlanders. Wie verder wil met de euro, moet eerlijk zijn: we krijgen het zuiden er als kostganger bij. Wie wil stoppen, moet rekening houden met financiële chaos. Daarover zou het bij de verkiezingen moeten gaan: het eerlijke verhaal over de euro. Meer…