Zoals na elke islamitische terreurdaad begint ook nu de grote negationistische witwasoperatie in de media om de verantwoordelijkheid van de islam te ontkennen.
Natuurlijk worden daarbij opnieuw de kindsoldaten van de propagandaoorlog opgevoerd. Op enkele nieuwssites werd een filmpje getoond van een moslimjongetje van een jaar of tien, dat tijdens een herdenkingsmoment in Brussel in het Engels op de stoep schreef “Geef de islam niet de schuld” en “Haat de islam niet”. Hij werd dan ook prompt geïnterviewd en gefilmd en dreunde braaf zijn ingestudeerde lesje af. Een goebbelsiaans staaltje islamitische propaganda.
Ach, Stalin en Hitler lieten zich soms ook fotograferen met terwijl zij een schattig kindje een aai gaven. De moslims doen nu hetzelfde, en de media werken er ijverig aan mee. Voer op Youtube of Google maar eens de zoekterm “don’t blame islam” in en u zal zien dat er een systeem inzit. U krijgt dan honderden titels van toespraken, artikels, videofilmpjes en zelfs liedjes waarin die term wordt gebruikt, na elke aanslag, na elke islamitische gruweldaad, gaande van “don’t blame islam for Boko Haram” tot “don’t blame islam voor Brussels”. Zo werkt hersenspoeling: als mensen honderden keren hetzelfde te horen krijgen, gaan ze het nog geloven ook. Zelfs al is het een flagrante leugen.
“Salah weigerde zichzelf op te blazen om levens te sparen”
Salah Abdeslam zou hebben geweigerd zichzelf op te blazen bij de aanslagen van 13 november in Parijs. Dit deed hij om levens te sparen, zegt zijn broer Mohamed Abdeslam gisteren in een gesprek met de Franse zender BFMTV.
“Als ik had gewild, waren er meer slachtoffers geweest. Gelukkig ben ik niet doorgegaan tot het einde”, zou Salah Abdeslam aan zijn broer gezegd hebben, toen die hem opzocht in de gevangenis van Brugge. Lees verder…
Mogen we even hierbij de stellingname van het Vlaams Belang in herinnering brengen? De énige partij die consequent de toetreding van Turkije verwierp en blijft verwerpen.
Hind Fraihi: ‘Dit is slechts voorgerecht van terreur die ons te wachten staat’
Toen ze tien jaar geleden undercover ging in Molenbeek en het oprukkende, gewelddadige moslimradicalisme blootlegde, werd Hind Fraihi beschimpt, weggelachen en uitgespuwd. Vandaag kan niemand haar grote gelijk ontkennen. ‘Ik zet er mijn geld op in dat we weer niets geleerd hebben. En dat maakt me bitter, ja.’
Het combineren van kunst en popcultuur is typisch Amerikaans, maar geen twintigste-eeuwse componist deed het zo overtuigend als Leonard Bernstein. Symfonieën en koorwerken schreef hij met dezelfde flair als songs en musicals. Klassiek, modern en swing gaan binnen één werk vaak naadloos in elkaar over.
Leonard Bernstein werd op 25 augustus 1918 geboren in de plaats Lawrence (Massachusetts, Verenigde Staten) in een Pools-Joods gezin. Zijn grootmoeder had erop gestaan dat ze hem Louis zouden noemen en zo heette hij officieel ook. Zijn ouders noemden hem in de praktijk echter Leonard omdat hij zelf liever zo genoemd wilde worden. Hij liet op zijn vijftiende jaar zijn voornaam officieel veranderen in Leonard. Zijn vader Sam was een zakenman en hij was niet zo gecharmeerd van Leonards interesse in de muziek. Toch nam hij hem vaak mee naar concerten. Toen hij nog jong was hoorde hij een pianoconcert en hij was er onmiddellijk door gegrepen. Als gevolg daarvan nam hij dan ook pianolessen.
Als kind ging hij naar de Garrison School en naar de Boston Latin School. Toen hij in 1934 eindexamen gedaan had ging hij naar de Harvard Universiteit om daar muziek te studeren. Voordat hij in 1939 afstudeerde debuteerde hij onofficieel als dirigent.
Nadat hij afgestudeerd was ging hij naar het Curtis Institute of Music in Philadelphia. Daar kreeg hij pianoles, dirigeerlessen en lessen in het schrijven van arrangementen.
In 1940 ging hij naar zomercursus van het Boston Symphony Orchestra, onder leiding van de dirigent Serge Koussevitzky, in Tanglewood. Later werd Berstein assistent dirigent van Koussevitzky.
In 1943 kreeg hij een vaste baan als assistent dirigent van het New York Philharmonic. Op 14 november 1943 was de dirigent van het orkest, Bruno Walter geveld door griep. En zonder enige repetitie moest Bernstein zijn taak als dirigent van hem overnemen. De kranten schreven lovend over hem en het toeval wil dat het concert rechtstreeks werd uitgezonden op de nationale radio waardoor hij nog meer bijval kreeg. Al snel wilden orkesten over de hele wereld hem hebben als gastdirigent.
In 1945 werd hij benoemd tot muzikaal directeur van het New York City Symphony Orchestra, een post die hij vervulde tot 1947. Na de dood van Serge Koussevitzky in 1951 nam Bernstein zijn taak bij het Boston Symphony Orchestra in Tanglewood over. Hij zou daar vele jaren les geven.
In 1958 werd hij muzikaal directeur van het New York Philharmonic. Vanaf die tijd gaf hij meer concerten met het orkest dan enig dirigent voor hem had gedaan. Zijn leven lang was hij de meest gelauwerde dirigent van het orkest. Meer dan de helft van de meer dan vierhonderd platen die Bernstein maakte waren met het New York Philharmonic.
Leonard Bernstein reisde over hele wereld als dirigent. Direct na de Tweede Wereldoorlog, in 1946, dirigeerde hij in Londen en bij het Internationale Muziek Festival in Praag. In 1947 dirigeerde hij in Tel Aviv. Hij kreeg daardoor voor de rest van zijn leven een band met Israël. In 1953 was Bernstein de eerste Amerikaan die een opera dirigeerde in het Scala in Milaan, “Medea” met Maria Callas in de hoofdrol.
Hoewel hij als dirigent een standaard repertoire had zal hij toch het best herinnerd worden door zijn stukken van Haydn, Beethoven, Brahms, Schumann, Sibelius and Mahler. In het bijzonder vielen zijn uitvoeringen van de symfonieën van Mahler in de jaren zestig op. Door deze legendarische uitvoeringen werden de werken van Mahler weer opgenomen in het concert repertoire en werd zijn reputatie als componist hersteld.
Geïnspireerd door zijn joodse afkomst voltooide hij in 1943 zijn eerste grote werk, Symfonie No. 1: “Jeremiah”. Het stuk werd voor het eerst in 1944 uitgevoerd door het Pittsburgh Symphony Orchestra, gedirigeerd door Bernstein zelf. Hij kreeg er de New York Music Critics Award voor. De première van zijn tweede compositie, Symfonie No. 2: “The Age of Anxiety”, werd uitgevoerd door het Boston Symphony Orchestra, met als dirigent Koussevitzky en Bernstein als pianist. Zijn Symfonie No.3: “Kaddish”, uit 1963, werd voor het eerst uitgevoerd door het Israel Philharmonic Orchestra. “Kaddish” is opgedragen “aan de herinnering aan John F. Kennedy”.
Andere belangrijke composities van Berstein zijn Prelude, Fugue en Riffs voor solo klarinet en jazz ensemble (1949); serenade voor viool, snaarinstrument en percussie (1954); symfonische dansen uit “West Side Story” (1960); psalmen voor koor, jongenssopraan en orkest (1965); “Mass”, een theaterstuk voor zangers, muzikanten en dansers, ter gelegenheid van de opening van het John F. Kennedy Center for the Performing Arts in Washington, D.C. en voor het eerst uitgevoerd in 1971; “Songfest”, een zangcyclus voor zes zangers en orkest (1977); “Divertimento for Orchestra” (1980); een stuk voor solo fluit en klein orkest (1981); een stuk voor solo piano (1981); een Missa Brevis voor zangers en percussie (1988); “Thirteen Anniversaries” voor solo piano (1988); “Concerto for Orchestra”: “Jubilee Games” (1989); en Arias and Barcarolles voor twee zangers en piano duet (1988).
Bernstein schreef in 1952 ook een (eenakter) opera, “Trouble in Tahiti”. In 1983 schreef hij het vervolg daarop, de opera met drie aktes, “A Quiet Place”. Hij werkte samen met Jerome Robbins bij het schrijven van de muziek voor drie balletten, “Fancy Free” (1944) en “Facsimile” (1946) voor het American Ballet Theatre en “Dybbuk” (1975) voor het New York City Ballet. Hij schreef de partituur voor de met een Oscar bekroonde film “On the Waterfront” in 1954. Daarnaast schreef hij muziek voor twee Broadway stukken “Peter Pan” (1950) en “The Lark” (1955).
Bernstein droeg aanmerkelijk bij aan musicals die op Broadway opgevoerd weren. Hij werkte samen met Betty Comden en Adolph Green bij het schrijven van de musicals “On the Town” (1944) en “Wonderful Town” (1953). Samen met Richard Wilbur, Lillian Helman en anderen schreef hij “Candide” (1956). In 1957 werkte hij weer samen met Jerome Robbins en Stephen Sondheim, en ook Arthur Laurents, bij het schrijven van een van de beroemdste musicals “West Side Story”, waarvan ook een Oscar winnende film gemaakt werd.
Wat vangen die beroepspolitiekers nu toch niet allemaal aan met ons Vlaanderen ?
In het begin van de jaren ’60 leefden we in een relatief gelukkig land. Onze bevolking was grotendeels homogeen en we kenden geen grote maatschappelijke problemen. Hadden de beroepspolitiekers toen maar hun pollen afgehouden van allerlei nieuwe wetten en beslissingen zouden we vandaag nog in diezelfde toestand verkeren.
Maar de grootste fout die destijds werd gemaakt was om steeds méér voordelen toe te kennen aan inwijkelingen die hier nooit voor wat ook enige bijdrage hadden gedaan. Sommige socialistische politiekers meenden dat het strategisch een goede zet zou zijn om aan inwijkelingen met een véél hoger (maal 2,3 of 4) nataliteitspercentage dan de autochtone bevolking allerlei voordelen toe te kennen.
Deze groepen, die hoofdzakelijk uit mee-eters bestonden, en die weinig of niets bijbrachten aan onze samenleving werden tot in het absurde gepamperd. Ze kregen sociale woningen, gratis onderwijs, medische verzorging, een minimum inkomen enz. enz.
Deze Sinterklaas-politiek trok steeds nieuwe kandidaten aan en hun aantal bleef steeds sterker groeien. Uit bepaalde gegevens zou blijken dat dan ook ongeveer 90% van diegenen die inmiddels stemrecht hebben verworven voor de SP.a stemmen. Maar toch heeft deze nefaste politiek voor de SP.a alleen maar windeieren gelegd.
De meeste arbeiders en bedienden die destijds als socialisten door het leven gingen waren minder dom en volgzaam dan de partij dacht dat ze waren. Deze destijds trouwe kiezers begonnen af te haken en liepen over naar andere partijen omdat ze zelf de overtuiging kregen dat de “vreemdelingen” aan hun eigen welvaart en centen begonnen te knagen. Vandaag hebben we in ons land nu een chaotische multiculturele en steeds minder controleerbare bevolking à la Molenbeek. De schuldigen voor deze chaos à la Moureau zouden daarvoor beter gestraft worden. Het zal steeds moeilijker worden om deze totaal idiote beslissingen die destijds werden genomen nog ooit te kunnen terug draaien. Het feit dat nu in de kleuterklasjes van steeds méér scholen méér zogenaamde inwijkelingen dan autochtone kindjes zitten is hiervan het duidelijk bewijs. Arm Vlaanderen, dat nu met de gebakken peren zit.
Maar het is niet alleen op gebied van de vreemdelingen dat er grote fouten werden gemaakt.
De beroepspolitiekers wilden zich met alles en nog wat gaan bezighouden. In de energiewereld gingen grote sommen rond en ze gingen zich ermee bemoeien. Van de ene stommiteit naar de andere werd deze hele wereld door elkaar geschud. Van idiote subsidies voor zonnepanelen of windmolens tot het zich bemoeien met de nucleaire centrales of de stroomdistributie kortom maakte men een chaos van deze destijds rendabele sector. Nu in 2016 blijkt dat de rekening voor elektriciteit van Jan Modaal vreselijk is opgelopen. Het zal opnieuw véél tijd en energie kosten om al deze schandalige beslissingen en fouten uit het verleden te herstellen.
Maar niet alleen met het probleem van de talrijke inwijkelingen of de energie bevoorrading loopt het fout. Neem nu eens het steeds sneller vernietigen van de basis van onze economie namelijk de duizenden middenstanders en kleine familiebedrijven. Ik woon in de gemeente Wommelgem en ben de mening toegedaan dat deze gemeente als een gemiddelde doorsnee Vlaamse gemeente kan worden beschouwd. In mijn onmiddellijke omgeving kende ik sedert jaren twee warme bakkers. Vorig jaar stopte bakkerij Van Deurzen op de Herentalse baan en vorige maand werd het laatste brood verkocht bij bakkerij Ellen op het Laar in onze gemeente. Men kan nu bij de plaatselijke beenhouwer een beperkt assortiment broden vinden. In het centrum van de gemeente is het niet beter. Over de Kerk tapte men in café het Centrum enkele weken geleden de laatste pint. Vorige maand kon men op een aanplakbrief enkele huizen verder lezen dat restaurant ‘Het Jazzcafé” failliet blijkt te zijn. Wat verder op de Herentalse Baan kan men vaststellen dat het bekende restaurant “Hof van Ranst” eveneens de laatste adem heeft uitgeblazen.
En deze gebeurtenissen kan men niet in één maar in de meeste van al onze Vlaamse gemeenten vaststellen. Zien die politiekers dat nu nog steeds niet? Beseffen ze niet dat door in de vorige jaren steeds méér vrienden te benoemen als inspecteur of controleur om het leven van steeds méér zelfstandigen te vergallen ze de kip met de gouden eieren aan het slachten zijn? Beseffen ze niet dat door steeds maar méér belastingen, verplichtingen, reglementen, controles, witte kassa’s enz. ze een totale ineenstorting van onze economie aan het voorbereiden zijn? Het is nu geen vijf voor twaalf maar bijna twaalf uur. Indien er niet snel een regering komt waarvan de leiders over een gezonde dosis boerenverstand beschikken dan loopt het over enkele jaren fataal af met ons land en zullen we bittere tijden gaan meemaken.
Zo lezen we vandaag in alle kranten dat een zoveelste nefaste beslissing namelijk het rekeningrijden of de zogenaamde kilometerheffing die gisteren is ingegaan tot een volledige chaos heeft aanleiding gegeven. De wegvervoer sector verloor gisteren miljoenen euro’s op één dag. Duizenden vrachtwagens en eveneens personenwagens verloren uren tijd in monsterfiles. Het geknoei van de poenpakkers van de overheid is ondraaglijk aan het worden. Het komt steeds maar op hetzelfde neer namelijk geld afpakken van de productieve bevolking om het te verbrassen of verdelen onder diegenen die feitelijk de haver niet verdienen. We zijn nu een grens aan het naderen waarbij een nieuwe fout het hele kaartenhuis zou kunnen laten instorten!!
Wat denken jullie van dit staaltje van dhimmitude? Het gemeentebestuur van Greater Dandenong (Victoria, Australië) wil dat niet islamitische inwoonsters van hun stad drie uur per dag de hijab dragen als een ‘sociaal experiment’ om ‘bewustvorming en inzicht’ aan te moedigen.
U leest het goed. Moslima’s worden niet gevraagd zich aan te passen aan de westerse maatschappij; het zijn de autochtone vrouwen die enkele uren per dag in de huid van een islam aanbidster moeten kruipen. Kwestie van voorbereid te zijn op de glorierijke toekomst.