Het dubbelconcerto voor viool en Hobo in C, BWV 1060 van Johann Sebastian Bach bestaat uit :
- Allegro
- Adagio
- Allegro
Viool en hobo waren typische solo-instrumenten in de achttiende eeuw.Het concerto beantwoordt aan de driedeling die in Bachs tijd een standaard was : twee snelle hoekdelen omklemmen een langzaam middendeel. Het werk opent met een Allegro, dat opgebouwd is volgens het ritornelloprincipe: de instrumentale solo’s van viool en hobo worden afgelost door een terugkerend instrumentaal refrein (het ritornello). De rijke polyfonie en de elegante melodieën geven het deel een uniek, bijna nostalgisch karakter.
Het trage tweede deel maakt ruimte voor een fenomenale dialoog tussen de twee solisten, terwijl de begeleiding beperkt blijft tot statige pizzicato’s. In het verstrengelen van de melodieën lijken de instrumenten een liefdesverklaring af te leggen. In het derde en laatste deel wordt het tempo terug stevig opgevoerd en voert virtuositeit de bovenhand. Het springerige hoofdthema van dit deel wordt al snel afgelost door meer technische passages, al komt het nog enkele malen terug. Hobo en viool lijken wel te concurreren naar de titel van beste solist.
https://youtu.be/tc4kWmxpZGs